Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
Enfin, ik stop haar wat toe; ze zal moe zijn dacht ik, en een fiksche toer slapen zal haar goeddoen. Maar jawel, een half uur later, toen ik wat in den Militairen Spectator zat te snuffelen, daar staat me 't ondeugende kind naast m'n stoel; zoent me, en zegt dat ze heelemaal weer beter is. 't Heeft niets te beteekenen, niewaar?
Zie Mijnheer de Spectator, ik ben er zeker van: het doet u goed zoowel als mij, dat een vermogend Nederlander, in stee van met Franschen tongval te spreken, ons dierbaar Nederlandsch zóó lief heeft dat hij het kneden en vormen wil tot de herbouwing van een onvolprezen monument der middeleeuwen, op vaderlandschen grond!
Daarby vergat hy lange Ceciel, en zeker zou hy zeer verwonderd geweest zyn als deze verschenen ware op dien roep. Kleine Emma leek er meer op, vond-i nu. Zonder te denken aan 't schryven van 'n Spectator, voelde Wouter groote begeerte om te weten hoe de jongeheer die met Betsy in 't prieel zat, zich kweet van 't "verkeeren."
Wat doen we niet veel in navolging van anderen, soms dwaas, bespottelijk dwaas.... Vormen mijnheer, je kunt alle vormen niet zoo inééns op zij zetten. Doch ter zake. Ik wend mij tot u mijnheer de Spectator, dewijl mij in den laatsten tijd vele vragen zijn gedaan, die ik graag beantwoorden wil. In de eerste plaats metterdaad de dikwijls herhaalde: Schrijf je niet meer in de Spectator?
De vragen beantwoord ik nader; misschien is dit meteen wel het antwoord geweest op de vraag: Zijt ge het altijd eens met den Spectator? Jan. 1866. Mijnheer de Spectator! Gij herinnert u het doel van mijn schrijven, namelijk om op eenige vragen, die mij in den laatsten tijd gedaan werden, het antwoord te geven.
Even zedig, even eerbaar was een eeuw later de »burgerlijke vrijage« tusschen Kobus en Agnietje, ons door Justus van Effen verhaald in zijn »Hollandschen Spectator«, vertoogen, die aan hun levendigen verhaaltrant de eer danken van hunne plaats in tegenwoordige bloemlezingen.
Nu hebben de Heeren F. Muller en P. Smidt van Gelder, te Amsterdam, het papier van het Handschrift zoo het heet onderzocht, en beweren in de Nederlandsche Spectator no. 32 van den 5 Augustus 1876, dat het papier in deze eeuw is vervaardigd en wel in de laatste 25 jaren, dat het machinaal papier vergé is en afkomstig uit de fabriek van de Heeren Tielens en Schrammen te Maastricht.
Nu had zich 't geval voorgedaan, dat ik heel moeilijk plaatsing kon vinden voor hetgeen ik produceerde. Gewoonlijk nam men een kleinigheidje van mij aan, en zei dan: "Dank u, meneer, verder niet." Ik had ook al critieken geschreven in de "Spectator" en een paar maal in de "Amsterdammer", en ook De Koo zei al heel gauw: "Nu niet meer!"
Maar arme fabriekskinderen, wat praat ik tot u; al kondt gij den Spectator lezen, ge zoudt er geen woord van verstaan; neen, mijnheer de Spectator, tot u is het dat ik spreek, en door u tot hen, die zoo dikwijls en ernstig vragen: Wat wordt er van de zaak der fabriekskinderen?
Spectator, gelezen. Ik moet daareven over spreken, want het heeft een diep leedgevoel bij mij verwekt. Hoe is het mogelijk, dacht ik na de lezing, dat beminnelijke, brave, rechtschapene en veelal zoo helderziende menschen, een oogenblik in den waan komen dat Revilles: "Jan Rap," door verstandigen althans op hen wordt toegepast.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek