Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 mei 2025
Als de deur der kamer openging, sloeg de vlam haar uit den mond, deze gewoonte had de kachel aangenomen: de roode vlam speelde vlak op het gezicht van den sneeuwman. «Ik kan het niet meer uithouden!» zeide hij. «Wat staat het haar mooi, als zij de tong zoo uitsteekt!»
Niemand had er eenig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was. «Het is zoo vreeselijk koud, dat mijn lichaam er van kraakt!» zei de sneeuwman. «Zulk een wind kan iemand wel leven inblazen.
'k Zing met den kwartel, zoo zuiver van slag: Zonnetjelief! kom toch gauw voor den dag!» En dan denkt niemand aan den sneeuwman. In den tuin van het Paradijs, onder den boom der kennis, bloeide een rozestruik. Hier, in de eerste roos, werd een vogel geboren: zijn vleugels waren als de stralen des lichts, zijn kleur prachtig en betooverend zijn gezang!
«Maar wat zijn ze?» vroeg de sneeuwman. «Een minnend paar!» gaf de kettinghond ten antwoord. «Zij zullen naar één hok trekken en samen aan de beenen kluiven. Weg, weg!» «Zijn die beiden dan ook zulke wezens als jij en ik?» vroeg de sneeuwman. «Zij behooren tot de heerschappen!» hernam de kettinghond; «maar men weet zeer weinig, als men eerst den vorigen dag ter wereld gekomen is.
Dat kan ik aan jou wel merken! Ik ben oud en ook wijs; ik ken allen hier in huis, en ook heb ik een tijd gekend, toen ik niet hier in de koude aan den ketting vastlag. Weg, weg!» «De koude is heerlijk!» sprak de sneeuwman. «Vertel, vertel! Maar je moogt niet zoo'n leven met den ketting maken; het kraakt in mij, als je dat doet!»
«Ik begrijp hem niet,» zei de sneeuwman; «maar ik heb er een voorgevoel van, dat het iets onaangenaams is, wat hij zegt. Zij, die zulke groote oogen opzette en zich toen wegmaakte, de zon, zooals hij haar noemt, is mijn vriendin niet; daar heb ik een voorgevoel van!» «Weg, weg!» blafte de kettinghond, liep driemaal in de rondte en kroop toen in zijn hok om te slapen.
De gepijnigde ziel verzamelde als 't ware in haar gedachten iedere daad, die zij op aarde verricht had, en zij, Inge, smolt in zulke tranen weg, als zij er vroeger nooit geweend had; bekommering over haar zelve vervulde haar, het was haar, alsof de poort der genade zich nimmer voor haar kon openen, en terwijl zij dit in haar verbrijzeling erkende, schoot er een straal in den afgrond tot haar neer, en wel met een kracht, die sterker was dan die van den zonnestraal, waardoor de sneeuwman, die de kinderen vervaardigd hebben, ontdooit; en veel sneller dan de sneeuwvlok smelt en tot een droppel wordt, die op de warme lippen van het kind neervalt, loste de versteende gestalte van Inge zich in damp op, een vogeltje vloog met de snelheid van den bliksemstraal naar boven naar de menschenwereld op.
«Ik ben al zoo goed als weg!» antwoordde de sneeuwman. «Ik zak ineen, geloof ik.» Den geheelen dag keek de sneeuwman door het raam naar binnen omstreeks het schemeruur begon het er in de kamer nog uitlokkender uit te zien; de kachel verspreidde een heerlijken gloed om zich heen, niet als de maan, niet als de zon; neen, zooals slechts een kachel kan gloeien, wanneer zij iets te eten heeft.
De ruiten wilden niet dooien; hij kon de kachel niet zien, die hij zich als een bekoorlijk vrouwelijk wezen voorstelde. Het kraakte en knapte in hem en om hem heen; het was juist zulk een vriesweer, als waarin een sneeuwman wel plezier moest hebben. Maar hij had er geen plezier in hoe zou hij zich ook gelukkig kunnen gevoelen? Hij had immers kachel-heimwee.
Het meisje lachte, knikte den sneeuwman toe en liep daarop met haar vriend over de sneeuw, die onder hun voeten kraakte, alsof zij op stijfsel liepen. «Wie waren die twee?» vroeg de sneeuwman den kettinghond. «Jij bent hier al langer dan ik: ken jij ze ook?» «Of ik ze ken!» antwoordde de kettinghond. «Zij heeft mij gestreeld, en hij heeft mij een been toegeworpen. Die twee bijt ik niet!»
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek