United States or Bosnia and Herzegovina ? Vote for the TOP Country of the Week !


Janboer ging bij 't vuur zitten; stopte zien piepke; stak 'et oan; keek in den schorsteen; kwam 'en poar moal: hm! hm! keek nóg ens in den schorsteen; smeet het hout van de ploat in 't vuurgat; h'mde nóg ens, en zei toen, terwijl hij zijn gelaat in dichte rookwolken hulde: "Me dunkt vrouw, we mosten nou moar de kogel deur de kark smieten.

"De ridder, hoe-heet-hij-ook-weer, herstelde zich dadelijk, smeet den dwingeland uit het venster en keerde op zijn schreden terug, om overwinnend, hoewel met een buil op het hoofd, naar de jonkvrouw te snellen; hij vond de deur gesloten, rukte de gordijnen aan reepen, maakte er een touwladder van, klom die halverwege op; de ladder brak, en hij viel hals over kop in den vijver, die zestig voet daar beneden was.

"Waarom spreekt Mijnheer Willem dan van sterven?" "Gij hebt hem niet wel verstaan," antwoordde de Graaf, "de toestand van Philippa is niet veranderd." Terwijl de jonge Machteld haar tranen met een doek afdroogde, smeet zij een verwijtende blik op Willem en sprak snikkend: "Gij bedroeft mij steeds nutteloos, Mijnheer!

"Wij zullen u het lezen besparen," zeide Adeelen, die, inmiddels genaderd zijnde, het perkament hem uit de handen rukte en over de hoofden heen in het bosch smeet, waar het bij het zegel aan een boomtak hangen bleef.

Plotseling hoorde ik een geritsel achter mij en, als ik mij omkeerde, zag ik den grooten hond van de oude jongedochter; doch nu bromde hij niet meer, integendeel, hij kwispelsteertte en zag mij begeerig aan, om de hesp. Ik smeet hem eenige stukskens toe, maar zijne meesteresse kwam bij en riep: Pak hem! pak hem! manneken! En ik op den loop, en de groote hond achter mij; hij beet mij in mijn been.

... De andere wilde nog antwoorden, doch Michielken deed als hij gezegd had: hij sloeg tweemaal met de vuist op zijn aangezicht en trok hem bij den snoet op de straat, alwaar hij hem, zonder deernis, gansch bebloed en gekneusd op een mesthoop smeet,

En zeer haastig sloop hij langs den hooiberg de schuurdeur binnen, beklom de ladder, smeet op zien cel de bovenkleeren uut; wierp zich op zijn stroozak; prevelde: "Berend is d'r ook nog," en begon flink te snorken, toen hij Jozef de ladder hoorde opkomen. Het: "Wee u gij geveinsden!" was hem wel op de lippen, maar niet in het hart.

Hoe komen die lieden zoo dwaas! mij openlijk te gaan schrijven en mijn ondersteuning en voorspraak te vragen!" Dit zeggende, smeet hij den brief gramstorig op tafel; doch, zich bezinnende, nam hij dien als in verstrooiing weder op, vouwde hem zorgvuldig toe en stak hem bij zich.

Je bent laag, dat je dát bedenken kan! "Je voelt, je voelt!" Ja, je voelt uit bekrompenheid, uit armzieligheid ... Je bent niets, je hebt niets in je dan je vuil en klein getwijfel! Je heele gemoedsleven bestaat uit vuiligheid, daar! Er is niets meer tusschen ons: ik ken je niet meer, ik word misselijk van je ... Hij smeet haar van zich af, op een divan.

Hoe heet nu die letter? Zeg 't zonder dralen." Bij wijze van antwoord deed Jaapje een greep naar den stok. Au! daar had hij 'm, welzeker, maar niet precies zooals hij 't gewild had. Jaapje greep nu het boek en smeet het in een hoek van de kamer. Flap, flap! Jaapje trachtte meneer Bonnycastle te bijten. Flap, flap, flap, flap! en Jaapje viel op het vloerkleed en brulde van de pijn.