Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 oktober 2025


En hij schudde den armen Johannes hard bij de ooren. Deze riep: 'Maar ik heb hem toch zoo lang gekend, en ik ben zoo ver met hem weggetrokken. 'Gedroomd heb je, zeg ik. Waar is dan je sleuteltje, he? Maar nu droom je niet, voel je wel? 'Au! riep Johannes, want Pluizer kneep. Het was reeds donker, en de vleermuizen vlogen nu dicht langs hunne hoofden en piepten schril.

Hij probeerde, en gelukkig! de sleutel paste. Hij draaide het sleuteltje eenmaal om, en nu moeten wij wachten, tot hij het kistje heel en al geopend heeft, dan zullen wij verder vernemen, welke wonderbaarlijke dingen er in waren opgesloten. Minder bekend wellicht is het volgende Limburgsche kwelsprookje.

Het zijn ellendige wezens! ik haat ze. 'Neen Johannes, ge houdt van hen. 'Neen! neen! 'Anders zou het u minder verdriet doen, dat zij niet zijn als gij; dan zou het u niet kunnen schelen, wat zij zeggen. Ge moet u minder om menschen bekommeren. 'Ik wil mijn sleuteltje. Ik wil het hun toonen. 'Dat moet ge niet doen, ze zouden u toch niet gelooven. Waartoe zou het dienen?

Ik zal u een teeken van ons verbond geven. Oberon maakte van zijn halsketen een klein gouden sleuteltje los en gaf dat aan Johannes, die het vol eerbied aannam en vast in zijne hand sloot. 'Dat sleuteltje kan uw geluk zijn, ging de koning voort. 'Het past op een gouden kistje dat kostbare schatten bevat. Maar wie dat heeft, kan ik u niet zeggen. Gij moet maar ijverig zoeken.

Hij tastte in zijn zak, nam zijn beurs en daaruit een sleuteltje. Hij stak dat sleuteltje in een slot, waarvan de opening nauwelijks te ontdekken was, daar ze in de donkerste schakeeringen van het behangselpapier, dat den muur bedekte, was verborgen. Een geheime ruimte opende zich; een soort van kastje, dat tusschen den hoek van den muur en den schoorsteenmantel was aangebracht.

Er waren drie weken na dien Vrijdagavond verloopen, zonder dat Johannes iets van zijn vriend bespeurd had. Het sleuteltje was nu ook weg en niets was hem nog tot zeker bewijs, dat hij niet gedroomd had. Dikwijls kon hij de vrees niet wegredeneeren, dat het alles toch maar inbeelding was geweest.

Daar droeg hij het sleuteltje in. 'Als gij het nu weer hebben wilt, dan moet gij mij weer roepen. Dan behoeft gij de roos geen schade te doen. De roos vlocht zijn gedoornde twijgen dicht over den ingang en zwoer plechtig het trouw te bewaken. De kapelletjes waren getuigen. Den volgenden morgen werd Johannes in zijn eigen bedje wakker, bij Presto, de klok en het behangsel.

Pluizer bespotte hem, als hij over Windekind sprak. En langzamerhand begon hij te gelooven, dat Windekind er nooit geweest was. 'Maar, Pluizer! dan is het sleuteltje er ook niet, dan is er niets! 'Niets! Niets! Er zijn menschen en cijfers, dat is alles waar, dat bestaat, eindeloos veel cijfers. 'Maar, Pluizer, dan hebt ge mij bedrogen.

Wat borgen is kunt je eigenlijk eerst goed begrijpen, wanneer je grooter bent." Dat had mijn lieve Moeder eerder moeten hebben ingezien. Ik had een eigen kastje gekregen. Wel heel caduc en leelijk maar......, met dat zalige sleuteltje kon ik ieder beletten in mijn heiligdom te komen. Natuurlijk niet Ma, Pa en Aal! Nu ja, die deden toch altijd alles, wat lief en goed voor ons was.

Het koord om zijn hals en het sleuteltje daaraan waren verdwenen. Jongen! Jongen! Wat is zoo'n zomer toch criant vervelend, zuchtte één van de drie groote kachels, die op een zolder in het oude huis, in een donkere hoek bij elkaar stonden te kniezen, 'weken lang heb ik geen levende ziel gezien en geen verstandig woord gehoord. En dan die leegte van binnen. 't Is afschuwelijk!

Woord Van De Dag

cnapelinck

Anderen Op Zoek