Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 juni 2025
Dien dag kwam Pallieter terug van onderwegen Duffel, waar hij bij een wagenmaker een huifwagen had gaan bestellen, waarmede hij de wereld zou intrekken als de kleine geboren was. De Junizon gloriede in de blauwe lucht en schudde haar gulden haren over de weelderige landen. Pallieter slenterde langs de Nethe.
"En wie zou thans in mij den cadet der marine herkennen, die voor vijf en twintig jaren hier over straat slenterde of den galant speelde bij de jonge schoonen?" "Bij den eersten opslag niet; maar, wanneer men weet dat gij u hier in de buurt bevindt? En dan, vloeit deze stad niet over van vreemdelingen, die u vroeger, in andere landen, hebben kunnen ontmoeten?"
Jozef had geen rust, als hij niet bij 't ledikant zat, en, daar eenmaal zijnde, verveelde hij zich onbegrijpelijk erg. In een middag, dat hij weêr zijn gapen moest onderdrukken, slenterde hij de trap af naar beneden en ging zitten lezen. De glazen kast stond daar, vol boeken, en zijn glansende schrijftafel, nog bijna ongebruikt. Eens hield hij het zoo een vol uur uit.
De smoor, die uit de schouwpijpen van 't begijnhof steeg, vervloeide tot een witte lijn, die vóór de vesteboomen roerloos hangen bleef. Drie reine klokkenklanken tampten uit het torentje, en het was alsof er driemaal op Pallieters hert geklonken werd. Het torentje stond zwart op den ambergelen hemel, en Pallieter slenterde over de vest, naar het witte, eenzame begijnhof.
Passepartout slenterde, volgens gewoonte, door de stad, tusschen Somanlis, Banianen, Perzen, Joden, Arabieren en Europeanen, die de 25,000 inwoners van Aden uitmaken. Hij bewonderde de versterkingen, die deze stad tot een Gibraltar der Indische Zee maken, en de prachtige waterleidingen, waaraan de engelsche ingenieurs, twee duizend jaren na die van koning Salomo, arbeidden.
Johan Doxa slenterde voort. Het docht hem ineens dat eene ongekende lustigheid zijn hart kwam vervullen met al de weelde van een geheimzinnig gevoel.
Belzemien slenterde al van den vroegen ochtend, gekleed als een net buitenheertje, over 't erf, Coben had zijn blauwen kiel afgelegd, droeg schoenen in plaats van klompen en zond halve dagen Bruuntje met de paarden 't werk verrichten dat hij vroeger, met jaloerschen naijver, zelf uitvoerde op den akker.
De infant, nu vijftien jaar oud, dwaalde als naar gewoonte door gangen en trappen en zalen van 't slot. Doch meestal slenterde hij rond de vertrekken der edelvrouwen, om de edelknapen te verschalken, die, gelijk hij, als katten in de gangen op loer lagen. Andere jonkers waren in den tuin, keken verzuchtend omhoog, en zongen eene ballade van minne.
En terwijl hij hier zoo alleen in dat verlaten woud slenterde en zielsgelukkig was om een boom, stak daarbuiten de wereld vol ellende en miserie, en waren de menschen ziek naar het verdriet en leefden om te sterven. Het viel op hem lijk een blok. Maar ach! wat kon hij er aan doen? Was hij ook geen pier?
Daarom mocht hij geen oogenblik denken, dat ik haast had, om weg te komen. Zonder om te kijken slenterde ik de dwarsstraat door als een volmaakt onschuldige. Ik bleef in mijn rol. »Wie niet sterk is, moet slim zijn." Juist. Wie niet sterk is, dient slim te zijn. Of hij gaat ten onder. Wie niet sterk is, is slim. Dat is zijn instinkt tot zelfbehoud. Ik was niet beredeneerd slim.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek