Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 juli 2025


Aan de groote tafel geniet men het leven; dáár stralen de mooie oogen van Marianne Sinclaire, daar klinkt de vroolijke lach van gravin Dohna. Maar bij de kavaliers is het stil. Was het toch niet billijk, dat zij, die aan den Booze verkocht zijn, ter wille van de Majoorske, met de andere gasten aan één tafel zaten? Wat is dat toch voor een schandaal, die tafel daar bij de kachel!

"Die wacht op het voorjaar," zei Melchior Sinclaire. "Maar ze zal nog wat geduld moeten hebben." De duif kwam zoo regelmatig terug, dat hij zijn horloge uithaalde en op haar lette. Precies iedere drie minuten kwam ze terug. "Neen, kleintje!" zei hij, "meen je, dat het voorjaar in drie minuten klaar komt? Je moet leeren wachten." En zelf moest hij ook wachten; maar hij had den tijd.

Bij die tonen heeft Gösta Berling de gravin Dohna ten dans gevoerd. Marianne Sinclaire en haar aanbidders dansten er op. En de Majoorske van Ekeby heeft er zich bij op de maat bewogen, toen de mooie Altring nog leefde. Zij ziet ze voorbij zweven, paar aan paar, jong en schoon. Een stroom van vroolijkheid ging uit van haar naar hen, van hen naar haar.

Eer hij kwam, liet zij de gordijnen opentrekken, en ging zoo liggen, dat haar gezicht in 't volle daglicht kwam. Haar doel was hem daarmeê op de proef te stellen, maar Melchior Sinclaire was dien dag een wonderlijk man. Toen hij haar zag, vertrok hij zijn gezicht niet, sprak geen woord. 't Was alsof hij niet zag, hoe veranderd ze was. Hij wist, hoe trotsch hij geweest was op haar schoonheid.

"Je hadt misschien Marianne maar liever niet aan Gösta moeten verspelen, Sinclaire," zei Sintram. "Wat blief je??" Sintram maakte de teugels in orde en hief de zweep op, eer hij antwoordde: "Dat gekus hoorde volstrekt niet bij het tableau." De machtige Melchior hief den arm op tot een verpletterenden slag; maar Sintram was al weg.

Allen kwam het voor, dat Mevrouw Gustava zulke gewichtige tijding bracht, dat de verkooping onmiddellijk gestaakt moest worden. De hamer van den oproeper viel niet meer neer, de pennen van de schrijvers krasten niet meer, geen nieuw bod werd gehoord. Melchior Sinclaire schrikte op uit zijn gedachten. "Nu," riep hij uit. "Wat moet dat worden?"

Hij won en Melchior Sinclaire hield met spelen op. 't Geluk liep hem tegen. Hij zag wel dat 't niet ging. De nacht ging voorbij. 't Was al over twaalven. De wangen der schoonen begonnen te verbleeken, het haar ging uit de krul, de garneeringen der baljaponnen waren gekreukeld.

Niet eens zal men komen wat ik liever zou hebben want kaarten bekoren mij niet met viool en strijkstok bij mijn graf, opdat mijn schim, die om 't vergaande stof zweeft, mag wiegen op den stroom der tonen als een zwaan op de vonkelende golven. Marianne Sinclaire zat op een stillen namiddag in 't eind van Augustus in haar kamer en maakte haar brieven en oude papieren in orde.

"God zegen je, jongen," zei hij, "je hebt wel een vrouw met een zakduitje noodig. Als je Marianne kunt krijgen, neem haar dan." En zoo was de zaak al in orde, eer de baron van zijn paard gekomen was. Maar Melchior Sinclaire wist wel wat hij deed, want baron Adriaan was een flinke man. Daarop was de jonge man bij Marianne gekomen en was onmiddellijk met zijn boodschap voor den dag gekomen.

Ontbreekt het u aan iets hier in de gemeente?" En de koortshitte en de stekende pijn in de borst verminderden, als zij haar antwoordden: "Hier zijn twee goede en rijke vrouwen, Marianne Sinclaire en Anna Stjärnhök. Zij helpen Gösta Berling en gaan van huis tot huis, om toe te zien dat niemand honger lijdt. En de brandewijnketel verslindt geen koren meer."

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek