United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu kwam zijn moeder te huis, want zij was uit geweest, en nam de kleine Gustava op den arm. Tuk liep ijlings naar het raam toe en las nu zoo ijverig, dat hij zich bijna de oogen uitgelezen had, want het werd gedurig donkerder; maar zijn moeder had geen geld om licht te koopen.

Nauwelijks was de steen weg of de grondeigenaar kwam thuis en dadelijk zag hij wat er gebeurd was. 't Is wel mogelijk dat hij boos was. 't Was alsof het 't zelfde huis niet meer was, vond hij. Wie had gewaagd den steen weg te nemen? O zoo! had Mevrouw Gustava het bevolen. Die vrouwen hebben ook geen hart. Wist zijn vrouw dan niet hoe lief hij dien steen had.

Hij doet immers alsof hij gek is. Waarom moet ik hem eeren en achten? Hij is niet goed, niet barmhartig. Ik weet dat hij sterk is; hij kan ons doodslaan, wanneer hij maar wil. Hij kan ons uit het huis zetten als hij wil. Moet ik hem daarom liefhebben?" Maar toen werd mevrouw Gustava heel anders dan ze gewoonlijk was. Ze werd sterk en moedig en sprak op een toon van gezag: "Pas op, Marianne!

Allen kwam het voor, dat Mevrouw Gustava zulke gewichtige tijding bracht, dat de verkooping onmiddellijk gestaakt moest worden. De hamer van den oproeper viel niet meer neer, de pennen van de schrijvers krasten niet meer, geen nieuw bod werd gehoord. Melchior Sinclaire schrikte op uit zijn gedachten. "Nu," riep hij uit. "Wat moet dat worden?"

Hij heette eigenlijk niet Tuk, maar toen hij nog niet goed kon praten, noemde hij zich zelf zoo; dat moest Karl beteekenen, en dat is wel goed, als men het maar weet. Nu moest hij op zijn zusje Gustava passen, dat nog kleiner was dan hij, en tegelijkertijd moest hij ook zijn les leeren; maar deze beide dingen wilden niet best samengaan.

En een oogenblik later was de verkooping weer in vollen gang. Gösta zat in de keuken te wachten en Mevrouw Gustava kwam schreiend naar hem terug. "Het hielp niet," zei ze. "Ik dacht, dat hij zou ophouden, als hij hoorde, dat Marianne ziek geweest was; maar hij laat ze doorgaan. Hij zou wel willen ophouden, maar hij durft niet om de menschen." Gösta trok de schouders op en nam afscheid van haar.

Hij liet haar daar zitten, maar sloot de deur af en stak den sleutel in zijn zak. Daar kon ze nu blijven zitten tot de verkooping voorbij was. Honger lijden zou ze niet en hij was vrij van haar gejammer te hooren. Daar zat ze gevangen in haar eigen provisiekamer, toen Gösta de gang door naar de keuken ging. Daar zag hij plotseling 't gezicht van Mevrouw Gustava voor 't venster hoog in de muur.

Met een sprong stond Mevrouw Gustava op den grond. Ze liet Gösta staan zonder een woord te zeggen en vloog weg naar haar man. De menschen in de zaal zagen haar naar hem toe loopen en hem haastig iets in 't oor fluisteren. Zij zagen, dat zijn gezicht nog rooder werd en dat zijn hand, die hij aan de kraan van 't vat hield, die onwillekeurig omdraaide, zoodat de brandewijn over den vloer stroomde.

Zijn zusje Gustava met haar blauwe oogen en haar blond gelokt haar was op eens een volwassen, schoon meisje, en zonder dat zij vleugels had kon zij vliegen, en nu vlogen zij over Seeland, over de groene bosschen en de blauwe meren. «Hoor je den haan kraaien, kleine Tuk? Kukelekuku! De hanen vliegen uit de stad Kjöge op! Je krijgt een kippenhok, een groot kippenhok!

Beiden zagen zij er oud uit, afgeleefd vóór hun tijd. Marianne kon zich wel voorstellen hoe hun leven zou worden. Hij zou langzamerhand zwakker en zwakker worden; de eene attaque na de andere zou hem steeds meer hulpeloos maken en zij zou hem oppassen tot de dood hen scheidde, maar dat kon nog lang duren. Mevrouw Gustava kon haar geluk nog lang behouden.