Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juli 2025


Rtt! se sijn er uit, en Louwtje is er ook uit." Men bemerkt uit deze laatste woorden, dat Laurens zuiver in de leer was. "Ier selje nau kom te sien die alkemeene sontvloet. Daar ebje die arke Noë: Daar ebje die beeste, die kaan in de ark twee an twee.

Ic ben bevaen met sterker minnen, Die ic heimelijc in mijn herte draghe. O Apolijn! ic u dat claghe. Dat mijn herte enen man soe mint, Nochtan dat sijs niet en kint Sijn gheboerte noch sijn geslacht; Maer het doet der minnen cracht, Si heeft mi vast in haren bant.

Te laat had zij dat begrepen. Teleurstelling en tribulatie wachtten haar, onnoozele; want: Suer ende donker ende overwreet Sijn der minnen weghe in haer beghin.

Tegens avont quamen de scheepen Orange ende Haen bij ons, claechden veel in voorleden nacht geleden te hebben; Orange meende sijn fockemast een crack hadde; hij vreesde oock dattet met Noort Hollant niet wel en was; den Haen claechde dat veel waeters in genomen hadde ende veel armoede gepasseert.

Het welk sekerlik met groote verwonderinge moet aengehoort geweest sijn, principael indien die Burgemeester daer by geseyt heeft, gelijk het de waerheyd is, dat hy van die tydt of, en misschien eerder, van die swakheyt van lichaem niet alleen, maer ook van herssenen is geweest, dat hy de Commissarissen door sigh selven niet en heeft konnen antwoorden, maer heeft het laten doen door andre, die hy tot dien eynde in sijn huys ontboden hadde.

De vrouwe: Nu willen wi leven in vrouden groet Ende alle droefheit willen wi vergheten, Want met vrouden onghemeten Soe es mijn herte nu bevaen. De coninc: Esmoreit sone, nu laet ons gaen Ende laet ons met vrouden sijn.

Maer haer minne heeft mi so doorboort, Dat icse niet ghelaten en can, Ic en moet haer altoos spreken an, Als icse metten oghen anescouwe; Dies heeft mijn moeder groten rouwe, Daeromme so moet verborgen sijn. Nu willic hier wachten die vrouwe mijn, Onder desen neghelentier: Want si sal hier comen scier, Dat wetic wel, in desen bogaert.

Men bedenke bij het lezen van dezen in 1899 geschreven brief, dat de schrijfster destijds nog zeer jong was, en het haar blijkbaar onbekend was, dat in de Inlandsche maatschappij meer en meer de opvatting doordringt om zich slechts met één vrouw te verbinden, al is het recht blijven bestaan om met vier vrouwen gehuwd te sijn.

Maer Mannen Deeckens, die andere menschen die dese veranderinge in 't hooft hebben, en achten geen Stadt, noch geen Finantien, ja recht uytgeseyt, sy hebben den Duyvel en den Sacrement van de Stadt, en 't sijn Fielten en Schelmen die desselfs goede en loffelijcke Regeringe trachten te veranderen, en als 't dese Vagabonden daer al toegebracht sullen hebben, wat sal 't dan sijn? de Finantien sullen vervallen, de Stadt en desselfs Havens onbruyckbaer worden; de Arbeyts-luyden naeckt en leegh loopen.

Meester: Vrient, ic sal u beteren raet Gheven, wildi na mi hoeren. Secht mi: wanen es hi gheboren? Dies biddic u doer Apolijn. Hi mochte van selker gheboerten sijn, Ic salne copen alte hande! Ende voerene met mi uten lande In heydenesse, des sijt wijs, In ene stat, het Balderijs, Die doer Torkien en gheleghen.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek