Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 november 2025
Uw postillon, een halve wilde, heeft geheel en al vergeten, dat hij op een rijtuig zit; hij denkt dat hij te paard rijdt: hij ranselt zijne dieren op de onbarmhartigste wijze; hij zit geen oogenblik stil; hij schopt met geweld tegen den wagen; hij schreeuwt en gilt, en stelt zich aan als een bezetene.
Walten daarentegen is naar den hoek der kamer gegaan, van waar ’t knorrend geluid komt, schopt met den voet tegen een pakkist, die met een oud tafelkleed overdekt Pietersens aandacht ontgaan is, en pruttelt: „Wil jij je bek wel eens houden?” ’t Knorrend geluid wordt al luider en luider en begeleid door een hevig gestommel in de kist.
Dankje, Trui, en waar is... Stoffel? Wel, mensch, die kleedt 'm uit. Hy gaat me vóór, my en Petró. Want... Mine schopt zoo, weetje, en Trui moet by de jongens wezen... anders vechten ze. En daarom slaap ik met Petrò, weetje. En daarom kleedt Stoffel 'm uit, en dan sluit-i z'n gordyntje, weetje, als-i ons op de trap hoort. Maar, mensch, wat scheelt er an? Ja juist... wat me scheelt, niet waar?
Deze stoot een kreet uit, en laat den rotan vallen. De koster grijpt een stok, geeft hem daarmee een slag op het hoofd en de knaap valt bedwelmd neer. De pastoor, zich gewond ziende, schopt hem, maar de ander verdedigt zich niet meer, schreeuwt niet meer: hij rolt over den grond als een slappe massa en laat een vochtig spoor achter... De stem van Sisa riep hem tot de werkelijkheid terug.
Hij schopt en slaat in 't ritselende stroo, hij herhaalt met een geknor van toorn zijn aanloop en telkens zie ik, in zijn wildgezwaaide rechterhand, de glinsterschicht van een getrokken mes opflikkeren, dat hij wreedaardig-diep in den hoop boort en er heen en weer in wringt. Het is een akelig gezicht van baldadige woestheid; en, niet begrijpend, kijk ik Zieneken onthutst en ondervragend aan.
Zij zit op den kant van den regenbak, met de bloote armen uit de korte borstrokmouwen, vanwege de namiddag-hitte. Zij lacht tegen mij. Dat doet zij meestal, als ik thuiskom. Mijn zuster Trijn houdt van mij. Ik laat haar den brief uit mijn pet nemen. Mijn zuster leest den brief. Zij werpt hem op den grond. Zij springt van den regenbak; dan schopt zij tegen den brief.
Leve de Geus!" En de straathondjes mank, Scheef, schurftig en scheel, Heffen nog eens den poot op Dat het ziedt en zout, En met hen brakken en winden, Rekels van Hongarije, Van Brabant, Namen en Luxemburg. Leve de Geus! En triestig, met schuimmuil, Krepeert hij vóór zijn meester, Die hem schopt met den voet, Wijl hij te weinig beet. Ter helle huwt hij Dood.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek