Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
Als de meest bekende vertegenwoordiger van de onderfamilie der Groene Spechten (Picinae) kan men den Groenen Specht (Picus viridis) beschouwen; daar hij, zoowel in ons land als in ons werelddeel, menigvuldiger is dan zijn eenige inheemsche stamgenoot de Kleine Groene Specht (Picus canus). Bij den eerstgenoemden zijn de bovenzijde van den kop, de nek en een breede, door een smalle, zwarte lijn omzoomde vlek aan den mondhoek karmijnrood, de bovendeelen van den romp olijfkleurig grasgroen, de vleugels meer bruinachtig getint, de staartwortel en de bovendekveeren van den staart glanzig olijfgeel, de oorstreek, de kin en de keel wit met vuil groenachtig waas; de zijden van den hals en de onderdeelen zijn geelgroenachtig wit: de zijden van de schenkels en de onderdekveeren van den staart met donkere dwarsbanden versierd; de handpennen zijn op de buitenvlag met 6
Het vederenkleed is grootendeels glanzig staalgroen, met staalblauwen weerschijn op de kleine bovendekveeren van den vleugel, de uiteinden van de langste schouderveeren, den staartwortel en het onderste deel van de borst; donkerbruin met bronskleurigen weerschijn op den mantel, de schouders, den onderrug, den buik en de schenkels; de grootste bovendekveeren van den vleugel, de schaften van de verlengde halsveeren en de beide vederpluimen aan den hals zijn wit, de slagpennen en staartveeren zwart, naar buiten met donkergroenen schijn, de snavel en de voeten zwart.
Weldra echter laat de moeder hen er niet meer in toe; zij draagt hen evenwel nog gedurende verscheidene dagen met zich mede op den rug en de schenkels, waar zij zich aan de haren vasthouden, totdat zij in staat zijn om zelf in hun onderhoud te voorzien."
En verheugd den strijdaxt zwaaiend, Onder 't juichen van een krijgskreet, Trof hij plotsling Mishe-Mokwa, Trof hij hem op 't ruige voorhoofd, Juist in 't midden, tusschen de oogen. Door den rouwen slag verbitterd, Rees de groote beer der bergen; Maar zijn logge knieën beefden, En hij jammerde als een meisjen, Als hij stromplend voorwaarts wankte, Als hij op zijn schenkels hurkte.
Onopgemerkt of zonder herkend te worden trekt ieder jaar een Boschzanger, die in het verafgelegen Oost-Azië broedt, door Europa en soms ook door ons vaderland om op een afstand van vele duizenden kilometers van zijn nestelplaats, in West-Afrika, den winter door te brengen: dit doet de Grauwstuit-boschzanger (Phylloscopus superciliosus). De bovendeelen van dezen Vogel zijn dof olijfkleurig groen; een licht geelachtige, tamelijk breede, met zwart omzoomde streep, die bij het neusgat aanvangt, strekt zich over de oogen uit tot aan den achterkop; over het midden van den kruin loopt een tweede, onduidelijke streep van lichtere kleur dan de omliggende veeren; de zijden van den romp, van den krop tot de schenkels zijn teer groenachtig geel, overigens zijn de onderdeelen geelachtig wit; de slagpennen en de staartveeren zijn zwartbruin, naar buiten met smallen olijfgroenen zoom; de slagpennen zijn ook aan de binnenzijde wit gezoomd; de armpennen en de grootste bovendekvederen van den vleugel hebben aan de spits een bleekgelen rand, waardoor twee lichte dwarsstrooken op de vleugels ontstaan. Dit vogeltje is 9
De bovendeelen zijn op geelachtig bruingrijzen of vuil olijfgroenen grond overlangs gevlekt met donkerder strepen; de onderrug en de staartwortel zijn bijna effenkleurig; een streep boven de oogen, de gordel, de krop, de zijden van de borst, de schenkels en de onderdekveeren van den staart zijn bleek roestgeel, de krop, de bovenborst en de zijden met zwarte overlangsche vlekken: de strepen over de vleugels en de zoomen der schouderveeren zijn lichter van kleur dan bij den Graspieper.
Totale lengte 27, staartlengte 12 cM. Het vederenkleed is grasgroen, in de mantelstreek bleek olijfbruinachtig grijs uitvloeiend; het voorhoofd, het voorste deel van den bovenkop, de teugel, de wang, de hals en de borst zijn lichtgrijs, de kop bruinachtig met dwarse golflijnen, de onderborst en de buik effen lichtgrijs, de onderbuik, de schenkels, de aarsstreek en de onderdekveeren van den staart geelachtig groen, de vleugels van boven indigoblauw in verschillende tinten, van onderen donker marineblauw, de staart van onderen groenachtig marineblauw.
Zoo deed Beäldar: hy, in d' opgang van zijn leven, De schoonste jongling uit den Reuzenstam; gesteven Door vijftien knapen, op zijn oorlogsroof vergast, En, met hem, wapenloos door 't pijlgegons verrast. Dees vat een boomtronk; die, wat de afgeknaagde schenkels Hem leevren tot geweer.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek