Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 mei 2025
De Zandhoenderen of Woestijnhoenderen schijnen, wegens hunne lange vleugels en hun langen staart, slank, maar hebben in werkelijkheid een zeer gedrongen lichaamsbouw. Hun romp is kort, de borst zeer gewelfd, de hals middelmatig lang, de kop klein en sierlijk, de snavel klein, kort, op den rug flauw gebogen. De voeten zijn klein, d. w. z. hebben een tamelijk korten loop en zeer korte teenen, bij de soorten van één geslacht op een eigenaardige wijze verkleind, alle voorteenen tot aan het eerste gewricht en nog verder door een spanvlies verbonden, of gelijk men ook kan zeggen, onderling vergroeid en met vliezen gezoomd; de achterteen is een kort stompje en hooger ingeplant dan de voorteenen, of ontbreekt geheel; de nagels zijn kort, flauw gebogen, stomp en breed. De vleugel is kortarmig, de wiek zeer lang; de slagpennen nemen, bij de eerste te beginnen, gelijkmatig in lengte af; de staart bestaat uit 14
De kop en het bovenste deel van den nek zijn fluweelachtig zwart, de rug en de mantel licht bruinachtig grijs, de keel en de wangen grijsachtig wit, de onderdeelen licht vaalgrijs, de vleugels en de staart licht blauwachtig grijs, de handpennen aan de buitenzijde wit gezoomd. De oogen zijn koffiebruin, de snavel en de pooten zwart. Totale lengte 36, staartlengte 21 cM.
Totale lengte ongeveer 20, staartlengte 8 cM. De bovenkop, de wangen, de achterhals en de zijden van den hals zijn licht aschgrauw, de mantelveeren koffiebruin, de keel en de gorgel zwart, de zijden van de borst en de flanken licht geelachtig aschgrauw, de kin, de borst en het midden van den buik vuilwit, de zeven eerste handpennen zwart, aan de buitenzijde en aan den top met bruinachtig witten zoom, de schouderveeren donkerbruin, de middelste staartveeren zwart, aan de binnenzijde wit gezoomd, alle overige sneeuwwit.
Alle veeren van de bovenzijde zijn roodachtig bruin met zwarte vlekken, stippels en banden en geel gezoomd; die van de onderzijde hebben een witachtig gele kleur met roodbruine, overlangsche strepen en zwarte, dwarse golflijnen.
Bij de jongen van beide soorten zijn de kop, de nek en de rug grijs geelachtig, alle vederen hebben een witte streep op de schacht en een grijzen rand langs de spits, de onderdeelen zijn vuilwit, op de borst grijsachtig, met onduidelijke grijsbruine zoomen aan de vederspitsen, de slagpennen en de stuurpennen zijn bleekzwart, de dekvederen roestgrijsachtig gezoomd.
Het bovenste deel van den kop en aan weerszijden van dezen een streep, die, bij de oogen beginnend, naar de zijden van den hals loopt, zijn aschgrauw, de keel, het voorhoofd en een breede streep over het oog leemkleurig geel, de borst en de zijden van deze, die door een drie- of viervoudigen, uit fijne, witte en zwarte strepen bestaanden band van de kropstreek gescheiden worden, zijn grijsachtig isabelkleurig; de bovenbuik is bruinzwart; de onderbuik en de onderdekveeren van den staart zijn licht aschgrauw; de rug is op leemgelen grond met donkerder dwarsstrepen geteekend, de slagpennen zijn aschgrauw, de voorste op de buitenvlag zwart, de achterste op de binnenvlag met grijsachtigen zoom; de schouderveeren zijn bruinachtig, aan de voorzijde geelachtig en aan de spits wit gezoomd, de binnenste vleugeldekveeren zandkleurig bruin met zwartbruine vlek aan de spits, de staartveeren op gelen grond met donkere banden voorzien, de veeren, die den loop bekleeden, vaal witachtig.
De kleur hiervan is zwartachtig grijsbruin, aan de zijden van den kop, vooral echter aan den hals en aan de borst, iets lichter; de voeten en de staart, de middellijn van den rug en van den kop zijn gewoonlijk donkerder van kleur; de ooren zijn witachtig grijs gezoomd. Verscheidene afwijkingen komen voor: er zijn vale, grijze, geelachtige en bruinachtige exemplaren.
De slagpennen hebben een donkerbruine, de bovenste dekveeren van den vleugel een sprekend roodbruine kleur; de groote vleugeldekveeren zijn aan den wortel zwart, overigens wit, waardoor een zeer in 't oog vallende dwarsstrook ontstaat; de staartveeren zijn donkerbruin, aan de buitenzijde vaal gezoomd. Het oog is vaalbruin, de snavel zwartachtig, in den winter vuilwit de poot bruinachtig.
Bij het mannetje zijn de voorkop en de onderzijde dooiergeel; de bovenzijde, bij den voorkop te beginnen, is violetachtig metaalglanzig blauw; de vleugeldekveeren en de randen der slagpennen, die bij den wortel aan de binnenzijde wit gezoomd zijn, vertoonen een metaalachtig groenen glans.
De armpennen zijn wit, met uitzondering van de drie eerste en laatste: de drie eerste zijn evenals de handpennen, gevlekt en bovendien nog wit gezoomd; de drie laatste zijn, evenals de grootste schouderveeren, donkerbruin, aan de wortelhelft van de binnenvlag wit, de groote dekveeren van de effen witte slagpennen eveneens wit, de beide middelste staartveeren effen donkerbruin, de wortelhelften der overige zwart, de tophelften wit met een zwarten dwarsband, die op de buitenste in een vlek eindigt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek