United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Dikbekken onderscheiden zich door een zeer krachtigen, gedrongen lichaamsbouw; zij hebben een buitengewoon grooten, dikken, volkomen tolvormigen snavel, welks scherpe zijranden eenigszins gebogen en een weinig binnenwaarts gedrukt zijn; de bovensnavel is vóór de spits onduidelijk ingekorven; hunne pooten zijn kort, maar krachtig en met scherppuntige klauwen gewapend; van de betrekkelijk breede vleugels wordt de spits gevormd door de derde handpen, terwijl de binnenste handpennen kort voor de stompe spits op de buitenvlag haakvormig naar buiten gekromd zijn en op de binnenvlag een inham hebben; de staart is zeer kort en in 't midden duidelijk uitgerand, het vederenkleed is dicht en zacht.

De slagpennen zijn roestkleurig, op de binnenvlag witachtig met drie of vier donkerder dwarsbanden, op de buitenvlag donker gevlekt; de roestgele staartveeren hebben 3 of 4 zwartachtige dwarsbanden en een donker aschgrauwen, wit gespikkelden, breeden eindband. De oogen zijn donkerbruin, de snavel en de washuid roodachtig wit, de pooten, voor zoover naakt, vuil blauwachtig grijs.

De Baardgrasmusch (Sylvia subalpina) bewoont gedurende den broedtijd alle zuidelijke kuststreken van de Middellandsche zee en Zwarte zee, oostwaarts tot in Transkaukasië; gedurende den winter houdt zij zich op in Middel- en West-Azië. Dit vogeltje is werkelijk allerliefst van kleur: zijn bovenzijde is fraai aschgrauw, de onderzijde grootendeels grijsachtig wit, de keel echter levendig roestbruin-rood en door een smallen, witten band, die van den snavelwortel naar de schouders loopt, gescheiden van de donker gekleurde bovenzijde; een krans van roodachtige veertjes omgeeft het oog; de slagpennen en staartveeren zijn donkerbruin; de buitenvlag van de staartpennen is voor drie vierdedeel van zijn lengte wit, de binnenvlag met een lichtkleurige, wigvormige vlek geteekend; de overige stuurpennen hebben een witten zoom. Het oog is roodachtig grijs, het ooglid licht steenrood, de snavel dof hoornglanzig zwart, de voet roodachtig grijs. De lengte bedraagt 12.5

De snavel is in den regel zeer kort en hoog. Totale lengte 12,5, staartlengte 6 cM. De meest in 't oog vallende kleur van het vederenkleed is fraai olijfgeelgroen; de rand van het voorhoofd, een streep boven de oogen, de achterste gedeelten van de wangen, de kin en het voorste deel van de keel zijn helderder, meer geel van kleur; het onderste deel van de borst, de buik, de onderdekveeren van den staart en de rand van den vleugel zijn helder citroengeel; de handpennen zijn grootendeels zwart, aan de spits echter grijs, terwijl bovendien de buitenvlag van de zes eerste, met uitzondering van het dichtst bij den top liggend derde deel, hoog citroengeel is; de armpennen en hare dekveeren zijn zwart, aan de buitenzijde aschgrauw, de overige bovendekveeren van den vleugel olijfgeelgroen, alle slagpennen op de binnenvlag bij den wortel met een witten rand voorzien, de middelste staartpennen geheel, de andere alleen aan de tophelft zwart en overigens citroengeel.

De bovenzijde is zwartbruin, de kleine schouderveeren en vleugeldekveeren zijn met groote, wigvormige, witte eindvlekken geteekend. De handpennen zijn zwart, de zes eerste op het midden van de binnenvlag, met uitzondering van de eerste en de zesde ook op de buitenvlag, met groote, eivormige, witte vlekken versierd.

Zijn lengte bedraagt 10 cM. De veeren van de bovenzijde zijn op roestbruinen of roestgrijzen grond met donkerbruine golflijnen geteekend; een bruine teugelstreep is door het oog gericht, een roestbruinachtige, smalle streep boven 't oog gelegen; de middelste bovendekveeren van den vleugel zijn aan de spits versierd met langwerpig roode, witte, van achteren zwart gezoomde stippels; de slagpennen zijn gestreept of gevlekt: op de binnenvlag donker bruingrijs, op de buitenvlag afwisselend lichtroestgeelachtig en zwart; de staartveeren zijn roodachtig bruin, aan de zijden lichter met duidelijke, golvende, donkerbruine dwarsstrepen.

De staartveeren zijn van boven blauwachtig groen met metaalglans, van onderen zwart; de binnenvlag van de beide buitenste paren stuurpennen is wit. Het wijfje is dof olijfgroen van boven, geelachtig grijs van onderen; de slagpennen en de staartveeren zijn grijsbruin.

Het vederenkleed is zeer bont en bevallig geteekend; de hoofdkleur, donker olijfkleurig grijsbruin, gaat op de onderdeelen in grijs over; de bovenkop, de teugel en de wang zijn licht stroogeel, evenals de veeren van de kuif, die de kruin versiert; deze hebben echter grijze spitsen; een ronde vlek in de oorstreek is saffraanrood, van achteren door een witten rand begrensd; de leikleurig grijze handpennen hebben een donkerbruine binnenvlag en spits; de armpennen zijn, met uitzondering van de laatste, wit op de buitenvlag, maar bruinzwart op de binnenvlag en de spits; de bovendekveeren van den vleugel zijn bruinzwart, de onderdekveeren, evenals de onderzijde van de slagpennen, zwart, de stuurpennen aschgrauw aan den binnenrand en van onderen zwart, met uitzondering van de beide middelste, die een grijze kleur hebben; de bovendekveeren van den staart zijn aschgrauw, de onderdekveeren iets donkerder.

De armpennen zijn wit, met uitzondering van de drie eerste en laatste: de drie eerste zijn evenals de handpennen, gevlekt en bovendien nog wit gezoomd; de drie laatste zijn, evenals de grootste schouderveeren, donkerbruin, aan de wortelhelft van de binnenvlag wit, de groote dekveeren van de effen witte slagpennen eveneens wit, de beide middelste staartveeren effen donkerbruin, de wortelhelften der overige zwart, de tophelften wit met een zwarten dwarsband, die op de buitenste in een vlek eindigt.

De slagpennen zijn metaalglanzig blauw met uitzondering van de beide laatste, die een bruinzwarte kleur hebben; op de binnenvlag komt bij den wortel een wit veld voor; deze velden vormen bij het vliegen op den vleugel een witte dwarsstreep.