United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn vederenkleed is grootendeels zwart; rood zijn echter het middelgedeelte der vleugels, de buik, de achterste bovendekveeren van den staart en, naar het schijnt, soms ook de staartpennen. D'Alberti zag deze Vogels bij troepen van hoogstens 50 stuks op weg naar de hooge boomen, waarin zij overnachten.

Bij het mannetje zijn de voorkop, een breede teugelstreep, de mantel, de vleugels en de staart zwart, de bovenkop en de nek roestroodbruin; wit zijn een vlek aan de zijden van het voorhoofd, een vlekje achter het oog, de schouder, de staartwortel en de bovendekveeren van den staart, alle onderdeelen, het wortelgedeelte der handpennen, het topgedeelte der armpennen en der handdekveeren, het onderste derde gedeelte en de spits van de vier buitenste paren staartpennen.

De snavel is in den regel zeer kort en hoog. Totale lengte 12,5, staartlengte 6 cM. De meest in 't oog vallende kleur van het vederenkleed is fraai olijfgeelgroen; de rand van het voorhoofd, een streep boven de oogen, de achterste gedeelten van de wangen, de kin en het voorste deel van de keel zijn helderder, meer geel van kleur; het onderste deel van de borst, de buik, de onderdekveeren van den staart en de rand van den vleugel zijn helder citroengeel; de handpennen zijn grootendeels zwart, aan de spits echter grijs, terwijl bovendien de buitenvlag van de zes eerste, met uitzondering van het dichtst bij den top liggend derde deel, hoog citroengeel is; de armpennen en hare dekveeren zijn zwart, aan de buitenzijde aschgrauw, de overige bovendekveeren van den vleugel olijfgeelgroen, alle slagpennen op de binnenvlag bij den wortel met een witten rand voorzien, de middelste staartpennen geheel, de andere alleen aan de tophelft zwart en overigens citroengeel.

De kruin en een band, die de keel omgeeft, zijn fluweelachtig zwart, de romp is koperrood, in granaatrood overgaand en met goudkleurigen weerschijn, de keel is goudgeel en vertoont een smaragdgroenen of een topaasgelen weerschijn, al naar het licht op de eene of op een andere wijze invalt; de staartdekveeren zijn groen, de slagpennen roodbruin, de binnenste roestkleurig; de middelste staartpennen hebben een groene, de hierop volgende een kastanjebruine, de buitenste een roodbruine kleur.

Evenals bij de vorige soort, zouden bij deze de vleugelspitsen den top van den staart bereiken, indien niet de aan 't einde versmalde middelste staartpennen ver voorbij de overige verlengd waren. Totale lengte 37, staartlengte 13 cM.

De Staartfee (Heliactinus cornutus) heeft een metaalachtig groene, weinig glinsterende bovenzijde; de veeren van den bovenkop zijn metaalachtig blauw; de halskraag gaat van buiten naar 't midden door violet in groen, geel, oranje en rood over; de keel, de voorhals en de wangen zijn donker fluweelachtig zwart, de bovenborst, het midden van den buik, de staart en de vier buitenste paren stuurpennen wit, de slagpennen grijs. Bij 't wijfje zijn de witte staartpennen ongeveer in 't midden met een zwarten band geteekend. Totale lengte van het mannetje 12, staartlengte 5

De kop is van boven met zwarte, fluweelachtige veeren als met een kap bedekt; de keel en de "ooren" zijn wit; de naakte plek om de oogen is hoog rood, het oog bruin, de snavel roodachtig. De kleine veeren zijn blauwachtig aschkleurig, de slagpennen zwart, de staartpennen aan den wortel wit, overigens metaalachtig blauw, de middelste fraai iriseerend.

De staartpennen en de buitenvlag van de slagpennen zijn olijfkleurig geelbruin, zwart gemarmerd; de onderste staartdekveeren zijn bijna effen olijfgroen. Hoewel Nieuw-Zeeland ons sinds lang bekend is geweest, zijn wij van het bestaan van den Kakapo eerst sedert betrekkelijk korten tijd onderricht en is onze kennis van zijn levenswijze van jongen datum.

Vroeger meende men, dan aan het wijfje de eer van het vervaardigen van het nest toekomt; uit de waarnemingen van Tristram, welke door die van Jerdon bevestigd worden, vloeit echter voort, dat het grootste deel van dezen arbeid door het mannetje wordt verricht. De veeren van de bovenzijde zijn in den regel groen. Bij het mannetje zijn de beide middelste staartpennen voorbij de andere verlengd.

De bovenkop is in den zomer zwart, des winters zwart en wit gevlekt, de mantel licht blauwachtig grijs, de zijden van den hals, de onderdeelen en de bovenrug zijn schitterend wit; de toppen van de slagpennen zijn donkerder, de staartpennen lichter van kleur dan de overige veeren van de bovenzijde. Het oog is bruin, de snavel koraalrood, de voet zwart.