United States or Sierra Leone ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het aangezicht en het zitvlak zijn naakt, alle overige lichaamsdeelen echter bedekt met een lange en wollige vacht, die op de ledematen korter is, maar zich op den kop tot een vrij lange kuif verheft. Het haarkleed is, evenals de naakte, fluweelachtige huid van het aangezicht, effen donker zwart. Het zitvlak is rood. De Kuif-Baviaan is kleiner dan al zijne verwanten.

Het voorste gedeelte van de kruin wordt ingenomen door een fluweelachtige pluim; de kroon op den achterkop bestaat uit borstelvormige, over hun geheele lengte schroefsgewijs gekronkelde, naar boven in alle richtingen uiteenwijkende draden; de veeren van hals en voorborst zijn verlengd, de bovendekveeren van den vleugel losbaardig, de dikke, gezwollen wangen en de keel naakt.

Want een meisjesgestalte van verwonderlijke schoonheid en bevalligheid, met een fluweelachtige huid en groote, kwijnende maar toch levendig tintelende oogen, de kenmerken van het zuiverste Castiliaansche bloed en de hoogste Castiliaansche bevalligheid, staat vóór hem, gekleed in een avondtoilet, met een fluweelen sleep en een keurs van glanzige zijde en kant, dat de blanke schouders en armen zichtbaar laat, en de welluidende stem, die hem op hun tocht over de Schelde reeds zoozeer heeft bekoord, zegt met een mengeling van coquetterie en schuchterheid: "Ik dacht, dat gij wel het gelaat zoudt wenschen te zien van haar, die gij uit de handen der Hollandsche vrijbuiters hebt gered!"

't Is reeds najaar; de boomen en heesters van den tuin bieden aan 't oog een aangenaam rustpunt door de zachte herfstkleuren, die het groen schakeeren. De bloemperken zien er nog meestal kleurig en frisch uit, en 't gras heeft een fluweelachtige tint. Hij nadert het raam en buigt zich over de vensterbank, als hij beneden de stem van den tuinman hoort, die luide roept: "Allo vort!

Scharffiana, een soort, die 30 cM. hoog wordt, met groote dikke fluweelachtige bladeren, waarvan de bovenzijde smaragdgroen en de onderzijde purperbruin is. De vrijstaande bloemen zijn groot en zuiver wit. Tot deze Begonia's behoort ook nog de Begonia semperflorens met haar verschillende variëteiten.

De fluweelachtige veeren van kop, hals en borst zijn zwart met donkergroenen en purpervioletten weerschijn; dezelfde kleur hebben de verlengde veeren van de zijden van de borst, met uitzondering van haar glanzenden of iriseerenden, smaragdgroenen zoom.

Eigenaardige klieren bevinden zich aan de zijden van den romp of aan den wortel van den staart. De romp is met zachte, fluweelachtige haren bekleed, de lippen, de voeten en de staart met stijvere haartjes; de wangen dragen lange snorren; de zijden van den voet zijn bezet met stevige, bij de onbehaarde voetzool scherp afstekende, borstelige haren.

Voorts onderscheiden de Walvischachtigen zich, wat het uitwendige betreft, door hun groote, niet door lippen begrensde mondspleet, door hun mondholte, die een buitengewoon groot aantal tanden of alleen baarden bevat, door hun dunne, gladde, zachte, vettige, op het gevoel fluweelachtige huid, die bij uitzondering op weinige plaatsen enkele borstels draagt en een donkere kleur heeft; de zeer dikke vetlaag maakt deel uit van deze huid, daar het de buitengewoon dikke lederhuid is, tusschen welker cellen het vet zich heeft afgezet.

De kop is van boven met zwarte, fluweelachtige veeren als met een kap bedekt; de keel en de "ooren" zijn wit; de naakte plek om de oogen is hoog rood, het oog bruin, de snavel roodachtig. De kleine veeren zijn blauwachtig aschkleurig, de slagpennen zwart, de staartpennen aan den wortel wit, overigens metaalachtig blauw, de middelste fraai iriseerend.

De bovenkop en de nek zijn zwart met zwakken, goudkleurigen weerschijn, de bovendeelen metaalachtig groen, de keel, de voorhals en de krop blauwgroen; de overige onderdeelen, die door een smallen, witten dwarsband van de donkere bovenborst gescheiden zijn, hebben een fraaie, kaneelbruine kleur; de beide onderste reeksen van bovendekveeren van den vleugel en de dekveeren van den staart zijn, zooals bij de meeste Glansspreeuwen, met ronde, fluweelachtige vlekken versierd, die twee dwarsbanden vormen.