United States or Lithuania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het voorste gedeelte van de kruin wordt ingenomen door een fluweelachtige pluim; de kroon op den achterkop bestaat uit borstelvormige, over hun geheele lengte schroefsgewijs gekronkelde, naar boven in alle richtingen uiteenwijkende draden; de veeren van hals en voorborst zijn verlengd, de bovendekveeren van den vleugel losbaardig, de dikke, gezwollen wangen en de keel naakt.

De snavel is van den wortel af sterk naar beneden gebogen, kort haakvormig en niet met een tand voorzien; de washuid is kort en altijd onder de lange, stijve, borstelvormige veeren van den snavelwortel verborgen.

De snavel is even lang als de kop en zwak gekromd; de loop langer dan de middelste voorteen; de staart kort en afgerond. Het losse vederenkleed is van boven blauwachtig aschkleurig, van onderen licht roestbruin, de slagpennen zijn zwart, de stuurpennen grijs met roodbruine spitsen; borstelvormige veeren hangen over de kokervormige neusgaten heen; de achterkop is met een kuif versierd.

Een dichte, glad aanliggende, zachte vacht bekleedt het lichaam; de zijden van den kop, van de neusgaten tot achter de oogen, zijn begroeid met stijve, borstelachtige haren, die te zamen zich als een borstelvormige haarlijst boven de overige deelen van de vacht verheffen.

Bovendien kan men zich moeielijk voorstellen, dat zij een breede, borstelvormige tong zouden bezitten, indien dit orgaan uitsluitend voor het verkrijgen van honig uit de nectariën van de planten moest dienen.

De binnenranden der ooren zijn wit behaard, en wel zoo, dat aan de gehooropening twee haarbosjes zich verheffen, die zich als 't ware in een baard voortzetten, welke den rand der oorschelp volgt tot haar spits, maar daar korter en dunner wordt. De kleine snoet pronkt met lange, borstelvormige snorren, die ook tot de kenmerkende eigenaardigheden van het dier behooren.

De tong herinnert over 't geheel genomen aan die der Spechten; zij is zoo spits als een naald, zeer lang, daar zij tot aan de spits van den snavel reikt, maar kan niet ver uitgestoken worden en is met een groot aantal borstelvormige weerhaken bezet.

Wat de uitwendig waarneembare verschijnselen betreft, onderscheidt het Nijlpaard zich van de overige Zoogdieren meer door den kop dan door eenig ander lichaamsdeel. Eigenaardig zijn de bijna vierhoekige vorm van den kop, de kleine oogen en ooren, alsmede de scheef aan den elkander tegenovergestelde, groote, op boogvormige spleten gelijkende neusgaten, die met de ooren en de oogen de hoogste punten zijn van een vlak, waaronder het voorhoofd en het daarvóór gelegen deel van 't aangezicht trogvormig afdalen. Voorts is hij gekenmerkt door den wanstaltigen snuit, welks glad en dik, van achteren bovendien tamelijk smal bovenste gedeelte zich naar voren verbreedt en verheft, vervolgens echter in de gedaante van een dikke bovenlip langs de zijden steil afdaalt, om den ontzaglijken muil aan alle kanten te bedekken en te sluiten. De hals is kort en krachtig, de romp hoewel langwerpig toch bovenmatig dik en daarom buitengewoon plomp, de rug in 't kruis hooger dan in de schoft, in het midden benedenwaarts gebogen, de buik vol en rond, in 't midden zoo diep afgezakt, dat hij den bodem aanraakt bij 't gaan op den slijkerigen grond; de staart is kort en dun, bij de spits zijdelings samengedrukt; de onevenredig korte, vormelooze pooten hebben breede, vierhoekige voeten, welker teenen door korte zwemvliezen verbonden en alle naar voren gericht zijn. Alleen aan de spits van den staart staan korte, op draden gelijkende borstels; overigens bemerkt men op de meer dan 2 cM. dikke huid, die vooral aan den hals en voor aan de borst eenige diepe plooien vormt, slechts hier en daar eenige borstelvormige haren. Door groeven, die elkander kruisen, wordt de huid in velden verdeeld die op schubben gelijken, en nu ééns grooter dan weer kleiner zijn. Hun kleur is koperbruin en heeft een eigenaardige tint, die aan de bovenzijde in vuil donkerrood, aan de onderzijde in licht purperbruin overgaat. Tamelijk regelmatig geplaatste, bruinachtige en blauwachtige vlekken geven aan de overigens eenvormige massa een zekere afwisseling. De kleur van het Nijlpaard verandert trouwens, al naar de huid droog is of nat. Wanneer het dier zoo juist uit het water komt, zijn de bovendeelen bruinachtig blauw en de onderdeelen bijna vleeschkleurig; daarentegen is het, wanneer de huid droogt, donkerder, bijna zwartbruin of leikleurig, of, als de zon op zijn rug schijnt, gelijkmatig blauwachtig grijs. De totale lengte van een volwassen mannetje bedraagt, met inbegrip van den 45 cM. langen staart, 4.2

Op onze verschillende tochten ten zuiden der La Plata, sleepte ik dikwijls een net van vlaggedoek achteraan en ving aldus vele zeldzame dieren. De voorlaatste geleding eindigt, in plaats van in een enkelvoudigen klauw, in drie borstelvormige aanhangsels van ongelijke lengte, waarvan het grootste zoo lang is als de geheele poot.