United States or Djibouti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men is van oordeel, dat deze soort de stamvorm is van den Mexicaanschen, zoowel als van onzen Tammen Kalkoen, hoewel de bronskleur van het vederenkleed en de bundels van haarvormige veeren aan de voorborst, die den Wilden Kalkoen kenmerken, bij de meeste getemde rassen te loor gegaan zijn.

De kop van den Kuifkoekoek is aschgrauw, de rug grijsbruin, de onderzijde grijsachtig wit; de keel, de zijden van den hals en de voorborst zijn roodachtig vaalgeel; de vleugeldekveeren en armpennen eindigen in groote, breede, driehoekige, witte vlekken. Totale lengte ongeveer 40, staartlengte 22.5 cM.

Het voorste gedeelte van de kruin wordt ingenomen door een fluweelachtige pluim; de kroon op den achterkop bestaat uit borstelvormige, over hun geheele lengte schroefsgewijs gekronkelde, naar boven in alle richtingen uiteenwijkende draden; de veeren van hals en voorborst zijn verlengd, de bovendekveeren van den vleugel losbaardig, de dikke, gezwollen wangen en de keel naakt.

De Raadsheeren zijn getooid met een uit gekrulde veeren bestaanden halskraag, die soms, van de voorborst uitgaande, den nek en den achterkop omgeeft.

De Pauw (Pavo cristatus), de stamvader van de fraaiste Vogels van onzen hof, is op den kop, den hals en de voorborst prachtig purperblauw met goudkleurigen en groenen weerschijn; de rug is groen en schelpsgewijs geteekend, daar elke veer een koperkleurigen rand heeft; de vleugels zijn wit met zwarte dwarsstrepen; het midden van den rug heeft een donkerblauwe kleur; de onderdeelen zijn zwart; de slagpennen en staartpennen hebben een licht nootbruine kleur; de bovendekveeren van den staart, die den "sleep" vormen en de stuurpennen geheel verbergen, zijn groen, losbaardig tot bij de hoekige spits, waarvan de met een oogvlek prachtig versierde, schijfvormige vlag het middelste deel uitmaakt; de 20

De romp is slank, de snavel breed, naar de spits priemvormig, de voet tamelijk hoog en met lange teenen voorzien; de vleugels zijn kort en afgerond; van de handpennen zijn de tweede en de derde langer dan de overige; de staart is middelmatig lang, breed en trapvormig; de onderdekveeren van den staart zijn zeer lang, de overige veeren zacht en fijn; zij hebben een somber bruinachtig groene kleur en zijn op den rug en de voorborst met donkerder vlekken geteekend.

De oorschelp is zeer breed en van binnen met lange haren begroeid. De groote oogen staan zijwaarts. De hals is kort en dik en met een langen kossem voorzien. De romp is betrekkelijk kort, het voorstel meer ontwikkeld dan het achterstel. De voorborst is breed, de schouder breed en gespierd, dikwijls eenigszins steil geplaatst. De ribben zijn meestal goed gewelfd en de flanken gesloten.

De Fluiter onderscheidt zich van zijne verwanten door een diep uitgesneden staart; zijn rugzijde is geelachtig groengrijs, de buikzijde zuiver wit, behalve de kin, de keel, de voorborst en de, onderste vleugeldekveeren, die, evenals de zijden van den kop en een tot aan de slapen reikende streep boven de oogen, een bleekgele kleur hebben; de slagpennen en de staartvederen zijn olijfbruin, naar buiten met smalle groene, naar binnen met witte randen; de pooten zijn roodachtig bruingeel.