United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


In een hoog moerasland van Saarjärvis, Op een schrale hoeve, woonde Pavo. Onvermoeibaar ploegde hij zijn akker, Maar van God verwachtte hij den zegen. Met zijn gade en zestal lieve kleenen Deelde hij zijn brood van zoete rogge. Vroolijk wierp hij 't zaad weêr in de voren; Maar de lente kwam, en smolt de sneeuwlaag, 't Land werd slijk, en half het zaad verrotte.

De Pauw (Pavo cristatus), de stamvader van de fraaiste Vogels van onzen hof, is op den kop, den hals en de voorborst prachtig purperblauw met goudkleurigen en groenen weerschijn; de rug is groen en schelpsgewijs geteekend, daar elke veer een koperkleurigen rand heeft; de vleugels zijn wit met zwarte dwarsstrepen; het midden van den rug heeft een donkerblauwe kleur; de onderdeelen zijn zwart; de slagpennen en staartpennen hebben een licht nootbruine kleur; de bovendekveeren van den staart, die den "sleep" vormen en de stuurpennen geheel verbergen, zijn groen, losbaardig tot bij de hoekige spits, waarvan de met een oogvlek prachtig versierde, schijfvormige vlag het middelste deel uitmaakt; de 20

Weder kwam de lente en smolt de sneeuwlaag, 't Land werd slijk en half het zaad verrotte. Met den zomer woedden hagelstormen, Die de vroegrijpe airen half verwoestten, 't Najaar kwam met zijn bevriezende' adem, En het luttel overschot verwelkte! Pavoos gade sloeg zich op de borsten: "Pavo!" kreet ze, "ellendigste aller menschen! Laat ons sterven! God heeft ons verlaten!

't Sterven is wel hard, maar harder 't leven!" Pavo nam bedaard heur hand, en zeide: "God verlaat niet, maar beproeft de zijnen! Brood, half graan, half boomschors, is voldoende. 'k Zal de voren driemaal dieper graven, Maar op nieuw van God den zegen wachten!"

Pavo nam bedaard heur hand, en zeide: "God verlaat niet, maar beproeft de zijnen! Brood, half graan, half boomschors, is voldoende. 'k Zal de voren tweemaal dieper graven, Maar van God-alleen den zegen wachten!" En zij kneedde brood van graan en boomschors; Zwoegend trok hij dubbel diep zijn voren. Hij verkocht zijn schapen en kocht rogge, Die hij biddend de aarde toevertrouwde!

Met den zomer woedden hagelstormen, Die de vroegrijpe airen half verwoestten; 't Najaar kwam met zijn bevriezende' adem, En het luttel overschot verwelkte! Pavoos gade ontrukte zich de hairen: "Pavo!" kreet ze, "ellendigste aller menschen Grijp uw staf! wij zijn van God verlaten! Hard is beedlen, harder nog verhongren!"

Lieflijk was de zomer, zonder hagel, En de vroegrijpe airen tierden welig; 't Najaar kwam, maar zijn getemperde adem Liet de halmen vol en ongeschonden, En zij ruischten voort als gouden golven! Toen boog Pavo dankend neêr, en zeide: "God heeft ons beproefd, maar niet verlaten!" Dankend boog de vrouw ter neêr, en zeide: "God heeft ons beproefd, maar niet verlaten!"

Toen riep ze in verrukking tot haar gade: "Pavo! Pavo! grijp met vreugd den sikkel! Nu zal de overvloed ons hart verkwikken! Nu behoeft geen boomschors ons te voeden, 'k Zal nu brood van louter rogge kneeden!" Pavo nam bedaard heur hand, en zeide: "Vrouw! o vrouw! de Heer wil ons beproeven; Laat ons dan der armen ons ontfermen!