United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


De iris is donkerbruin, de bovensnavel dofbruin, de ondersnavel lichtbruin, de voet bruinachtig. De lengte van het geheele dier bedraagt 15, die van den staart 6 cM. Men heeft den Graspieper in de geheele noordelijke helft van Europa en in het grootste deel van Noord-Azië broedend waargenomen en gedurende den winter in Zuid-Europa, Zuidwest-Azië en Noord-Afrika gezien.

In Midden-Duitschland komen deze Vogels veelvuldig voor en neemt hun aantal, hier en daar ten koste van dat der Boomleeuweriken, aanmerkelijk toe. De gewoonten van den Boompieper herinneren in vele opzichten aan die van den Graspieper; hij houdt zich echter niet zooveel op den bodem op als deze, maar zit gaarne in boomen.

In een groote kooi kan men den Graspieper zeer goed in 't leven houden; hij wordt zeer tam en zingt tamelijk vlijtig.

De bovendeelen zijn op geelachtig bruingrijzen of vuil olijfgroenen grond overlangs gevlekt met donkerder strepen; de onderrug en de staartwortel zijn bijna effenkleurig; een streep boven de oogen, de gordel, de krop, de zijden van de borst, de schenkels en de onderdekveeren van den staart zijn bleek roestgeel, de krop, de bovenborst en de zijden met zwarte overlangsche vlekken: de strepen over de vleugels en de zoomen der schouderveeren zijn lichter van kleur dan bij den Graspieper.