Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 juni 2025


Onopgemerkt of zonder herkend te worden trekt ieder jaar een Boschzanger, die in het verafgelegen Oost-Azië broedt, door Europa en soms ook door ons vaderland om op een afstand van vele duizenden kilometers van zijn nestelplaats, in West-Afrika, den winter door te brengen: dit doet de Grauwstuit-boschzanger (Phylloscopus superciliosus). De bovendeelen van dezen Vogel zijn dof olijfkleurig groen; een licht geelachtige, tamelijk breede, met zwart omzoomde streep, die bij het neusgat aanvangt, strekt zich over de oogen uit tot aan den achterkop; over het midden van den kruin loopt een tweede, onduidelijke streep van lichtere kleur dan de omliggende veeren; de zijden van den romp, van den krop tot de schenkels zijn teer groenachtig geel, overigens zijn de onderdeelen geelachtig wit; de slagpennen en de staartveeren zijn zwartbruin, naar buiten met smallen olijfgroenen zoom; de slagpennen zijn ook aan de binnenzijde wit gezoomd; de armpennen en de grootste bovendekvederen van den vleugel hebben aan de spits een bleekgelen rand, waardoor twee lichte dwarsstrooken op de vleugels ontstaan. Dit vogeltje is 9

Het nest wordt meestal in een hollen boom, zelden in een gat van een muur, een oud ekster- of eekhoornnest, steeds tamelijk hoog boven den bodem gebouwd; de holte wordt gewoonlijk vooraf gefatsoeneerd. Om geschikte gaten, die door andere in holen broedende Vogels evenzeer begeerd worden, strijdt de Pimpel met volharding en moed; daarom weet hij altijd een doelmatige nestelplaats in te nemen. Het eigenlijke nest is gebouwd in overeenstemming met de wijdte van het hol, maar bestaat meestal uit slechts weinige veeren en haren. Het bevat 8

Aan het Vuurvogeltje kan men niet slechts wegens zijn sierlijke kleuren, maar ook wegens zijn aanvalligheid en lieftalligheid veel genoegen beleven. Hoogstens in de middaguren zoekt het in het schaduwrijke loover der altijd groene boomen beschutting tegen de drukkende zonnehitte. Overigens is het bezig, zoolang de zon boven de kim staat en vliegt onverpoosd van twijg tot twijg, of trippelt met groote bedrijvigheid op de takken, op de huizen en ook op den bodem rond. Wat de snelheid van 't vliegen betreft, wordt het slechts door zeer weinige verwanten overtroffen, ongetwijfeld is geen hunner echter met een zoo rusteloozen ijver bezield. In de laatste maanden van het droge seizoen is het ruien afgeloopen; zoodra de eerste lenteregen valt, ongeveer in het begin van September, begint de voortplantingsperiode. Tot dusver waren de Vogels tot zwermen vereenigd; deze verdeelen zich nu in paren, die onbeschroomd in de dorpen en steden komen en uitzien naar een geschikte nestelplaats onder het dak van een der kegelvormige, van stroo vervaardigde huizen of van een der dobbelsteenvormige leemen hutten der inboorlingen. Hier wordt op den een of anderen geschikten grondslag een verwarde hoop van droge halmen bijeengebracht, die, een goed afgeronde, maar toch volstrekt niet zorgvuldig bekleede nestholte bevat. Ingeval van nood broedt het Vuurvogeltje op boomen of zelfs dicht bij den bodem. Het nest bevat 3

Dikwijls vindt men het nest reeds in het begin van Maart, gewoonlijk op korenakkers en weiden, ook wel echter op eilandjes, die zich boven het moeras verheffen, met grassen of zeggen begroeid, maar overigens nauw door het water ingesloten zijn. De kleine uitholling van den bodem, die als nestelplaats dient, wordt zoo noodig door de beide Leeuweriken zelf uitgekrabd of althans verwijd en afgerond, daarna bekleedt het wijfje, geholpen door het mannetje, haar op een gebrekkige wijze met oude stoppels, bosjes gras, fijne worteltjes en halmpjes en voert de holte van het nest soms bovendien nog met eenige paardeharen. Het broedsel bestaat uit 5

Het liefst kiest de Vogel zijn nestelplaats zóó, dat vóór het nest een watermassa naar beneden valt. Dan is het natuurlijk volkomen beveiligd tegen de nasporingen van Katten, Marters, Bunzingen en Wezels; alleen voor de Ratten is het dan nog bereikbaar.

En zoo is dan de hoed van een Londensche elegante de laatste nestelplaats van een vogel, die anders allicht terecht zou komen in den schelpen bovenarmband of in den takkebos-breeden stijfgekroesden ragebol van een spiernakenden Papoea, als hij met zijn beste paar wildezwijn-slagtanden door de doorboorde neusvleugels geschoven, gaat dansen op een koppensnellersfeest.

De Fluiter kiest als nestelplaats het onderste deel van een ouden boomstomp of den voet van den een of anderen boomstam, die met heide, boschbessen, mos of gras dicht omgeven is, vervaardigt hier van stevige grashalmen, fijne houtspaanders, mosstengels, denneschors, splinters en dergelijke materialen een koepelvormig gebouw, dat een middellijn van 13 cM. buitenwerks en een ingangsopening van 4 cM. wijdte heeft; van binnen wordt het met fijne grashalmen zeer netjes gevoerd.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek