Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 31 mei 2025


De levenswijze, handelingen, zeden en gewoonten van den Gekraagden Roodstaart herinneren in vele opzichten aan die van de voorgaande soort, met dit verschil, dat gene zich bij voorkeur op boomen ophoudt. Zijn gezang is beter, welluidender en rijker dan dat van zijn neef; de tonen van de 2 of 3 strophen, waaruit het bestaat, zijn zacht en fluitend, wel eenigszins droefgeestig, maar over 't geheel genomen toch zeer aangenaam. Ook hij bootst gaarne de geluiden van andere Vogels na. Zijn voedsel is hetzelfde als dat van den Zwarten Roodstaart; de Gekraagde Roodstaart zoekt het echter (in verband met zijn woonplaats) voor een deel van de bladen af en zamelt ook meer op den bodem in. Zijn nest bevindt zich in den regel in holle boomen, slechts bij uitzondering in muren of gaten van rotsen, bijna altijd echter in een holte en wel bij voorkeur in een holte met een nauwen ingang. Dit nest is slordig gebouwd; het bestaat uit een wanordelijke opeenstapeling van dunne worteltjes en halmpjes en is van binnen rijkelijk gevoerd met veeren. De 5

't Waren niet alleen dunne halmpjes, die uit dit zaad hier zouden opkomen, maar sterke boomen, met hooge stammen en geweldige takken. 't Was niet alleen te doen om 't gewas van een zomer, maar om den groei van vele jaren. 't Was de gonzende insecten wekken, en lijsterzang, en 't spelen van woudhoenders en allerlei soort van leven op de woeste bergvlakte.

Gewoonlijk broedt hij tweemaal, in gunstige zomers ook wel driemaal. Het half bolvormige nest wordt op hooge boomen of struiken in een stevigen gaffel of dicht bij den stam gebouwd en, al naar de gesteldheid van de omgeving, van zeer verschillende stoffen vervaardigd. Dorre rijsjes en worteltjes, kweek, droge halmen en wortels van grassen vormen de onderlaag, waarop een laag fijnere stoffen van dezelfde soort volgt, gewoonlijk gemengd met groene, op den bodem geplukte bladmossen of korstmossen of ook wel met propjes wol. Voor het bekleeden van de nestholte dienen eenige uiterst fijne worteltjes en halmpjes, waarop en waartusschen haren van Paarden, Herten en Reeën liggen en waarmede soms ook wel kleine vlokjes van dierlijke wol saamgeweven worden. Tegen het einde van April vindt men het eerste, in Juni het tweede, in het begin van Augustus het derde broedsel in het nest. Het bestaat uit 4

Het rustte op een gaffel en was van onderen breed, van boven zeer nauw, buitengewoon sierlijk afgerond, net en regelmatig gebouwd, grootendeels uit sneeuwwitte plantenwol samengesteld, waardoor slechts weinige droge halmpjes heengeweven waren.

In Europa bouwt de Hop zijn nest bij voorkeur in holle boomen, doch ook wel in gaten van muren of in rotsspleten. In Egypte nestelt hij bijna uitsluitend in gaten van muren, zelfs van bewoonde gebouwen. Hij is over 't algemeen met de keuze van een plaats voor zijn nest niet verlegen. Bij ons behelpt hij zich in geval van nood met een eenigszins verborgen plekje op den vlakken grond en zelfs met "holen, die soms zes voet ver onder den grond loopen, in hellende vlakten, b. v. aan de oevers van rivieren." In de steppenlanden bouwt hij zijn nest nu en dan tusschen de beenderen van een kreng: Pallas vond eens een nest met zeven jongen in de borstkas van een menschelijk geraamte. Holten in boomen worden gewoonlijk zonder verdere voorbereiding als nest gebruikt, soms echter met eenige halmpjes en worteltjes of ook wel met een weinig koemest bekleed; de op den bodem rustende nesten worden van allerlei droge halmen, fijne wortels en dergelijke stoffen vervaardigd en eveneens met koemest opgesierd. Hierin worden 4

"Asperges van dertig voet lang!" riep de matroos uit. "En smaken zij goed?" "Uitmuntend," antwoordde Harbert. "Maar het zijn geen stengels van dertig voet die men eet, maar jonge halmpjes." "Heel goed, beste jongen, heel goed!" gaf Pencroff ten antwoord. "Ook is het merg van jonge halmen, in de azijn gelegd, een zeer lekker zuur." "Het wordt hoe langer hoe beter.

Het nest is een ondiepe uitholling van den grond en met eenige droge halmpjes of worteltjes bekleed; er worden in den regel 4, soms slechts 2 peer- of tolvormige eieren in gelegd; deze hebben een fijne, glanslooze schaal, die op licht roestgeelachtigen of geelachtig olijfkleurigen grond met een meer of minder groot aantal grauwzwarte en violette vlekken en stippels geteekend is.

Eenige paren hebben zich in de kooi voortgeplant. Het Roodborstje verschijnt bij ons reeds in het begin van Maart, indien de weersgesteldheid dit maar eenigszins toelaat; het heeft echter in het vaderland, waar het de komst van de lente aankondigt, dikwijls nog veel te lijden van koude en gebrek. Alleen en onder luid geroep reist het des nachts door de hooge luchtlagen en strijkt met het aanbreken van den dag in wouden, boschjes of tuinen neder om hier uit te rusten en zich te verzadigen. Zoodra het zich voorgoed in een streek gevestigd heeft, weergalmt het bosch van zijn luidklinkende lokstem, een scherp "sjniekeriekiek", dat dikwijls herhaald wordt en soms trillerachtig klinkt; bij de eerste warme zonnestraal hoort men ook zijn fraai gezang. Als men nagaat, vanwaar het geluid komt, ziet men op de toptwijg van een der hoogste boomen van het bosch het mannetje zitten, opgericht met eenigszins afhangende vleugels en opgeblazen keel, in een waardige, fiere houding, ernstig, deftig, alsof het den gewichtigsten arbeid van zijn geheele leven verrichtte. Het zingt reeds in de morgenschemering en gaat hiermede voort, totdat de nacht begint, in de lente zoowel als in den herfst. Vol ijverzucht bewaakt het zijn gebied en duldt hier geen ander paar; het gebied van het eene paar grenst echter onmiddellijk aan dat van het andere. In het midden van het district, dat ieder paar als zijn eigendom beschouwt, staat het nest, steeds dicht bij of op den bodem, in uithollingen van den grond of in door rotting hol geworden boomstronken, tusschen wortels, in het mos, achter graspollen, zelfs in de verlaten holen van sommige Zoogdieren, enz. Droge boombladen, waarmede zelfs een zeer groot hol gedeeltelijk gevuld wordt, mos, droge stengels en bladen of mosplantjes alleen worden samengeweven om den buitenwand van het nest te vormen; fijne worteltjes, halmpjes, haren, wol, vederen, die sierlijk laagsgewijs bijeengevoegd zijn, vormen de binnenbekleeding. Als de wanden van het hol zich niet over het nest heen uitstrekken, wordt hierover ook nog een dak gebouwd, waaronder zijdelings een ingang is aangebracht. In het einde van April of in het begin van Mei is het vereischte aantal eieren, 5

Het nest staat op den bodem in of naast stekelig struikgewas, gewoonlijk zeer verborgen; het is slordig gebouwd: droge stengels van kruiden en bladen vormen den wand, die van binnen met fijne worteltjes, halmpjes, bladvezels en paardehaar gevoerd is. In de eerste helft van Mei worden er 5

't Kwam Sigurd voor, dat het heele laatste jaar als in een droom was voorbijgegaan. Nu zag hij, hoe de akkers verzand waren. Er was er nauwelijks meer een, die bruikbaar was. In 't voorjaar had Jan in 't kale zand gezaaid, en maar een paar halmpjes waren opgekomen. Heel Sigurds vaderlijk erfdeel was bijna verspild.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek