United States or Chile ? Vote for the TOP Country of the Week !


Naast de deur bemerkt ge een gelijkvormige dito, die toegang geeft tot de trap, welke naar de bovenwoningen leidt. Even verveloos en verwaarloosd als haar buurvrouw, onderscheidt zich die deur alleen door een papier, dat boven tegen de gebarsten ruitjes van het snijraam geplakt is en den voorbijganger vertelt, dat op de onderste voorkamer woont: N. Makko.

Hij bevond zich namelijk in een vrij ruime zaal, die haar licht ontving uit in de zoldering geplaatste ramen, met geschilderde ruitjes voorzien, en met zware zonder smaak gevormde pilasters omzet was, welke een gewelfd dak onderschraagden.

Goddank! geen mensch was in de buurt en het nieuwsgierig werkmanshuisje stond vrijpostig door al zijn kleine ruitjes te kijken, zonder iets te zien. Maar,... die dommerik!... waarom moest hij nu ook voor 't Geluw Meuleken, daar bij de wagenschuur, even zijn hoed afnemen? Als iemand dat nu zag, wat zou men wel gaan denken! Hij was weg, het hek uit, den landweg op.

Maar hij had toch ook heel wat ruimte in zijn hart voor anderen over. Vindt ge het vreemd, dat zijn donker slaapkamertje met de kleine ruitjes daar ook een groote plaats innam?

Frissche lucht is er in overvloed, daar de deuropeningen slechts voor twee derde worden gevuld door de kleine, niet meer dan manshooge deurtjes, eigenlijk slechts luiken, van hout of van gekleurd glas. Alleen de boogopening boven de deur der eetzaal is gevuld met sierlijk gekleurde glazen ruitjes.

Een slaafsch navolgen van gekleurde ruitjes was in hare oogen een onverdraaglijk werk, even onbeduidend als het natekenen van platen, die er bij honderden zijn, en waarvan zooals ik mevrouw hoorde zeggen de eenige verdienste is, dat men er vijf of zes of acht weken op peutert om bijna aan het voorbeeld gelijk te worden, 't welk men niet zelden voor weinige stuivers koopen kan.

De zon, veer de huizen in de straten reeds ondergegaan achter de woningen der overzijde, verlichtte nog de toppen der westelijke geveltoppen en verguldde de ruitjes der bovenvensters.

De kleine, groenachtige ruitjes van de vensterramen waren in lood gevat. Zieneken, twintig jaar oud, was eenig kind en woonde daar alleen, met haar op lateren leeftijd gehuwden vader en moeder. Zij was een mooi boerinnetje.

Vreemd van de straat, doorspelend de vlammen van stof op de ruitjes, neerscheen het licht van de gracht, vaag op den grond den vorm van de ramen, de spijlen en 't lompig papier dat een der vakken gestopt hield herhalend. Binnen kienden ze. De lamp had gewalmd, roet-sproeitjes strooiend op de lampekap, op 't boek, op de kaarten van 't spel.

Ze wist dat hij er nu was, dat-ie over haar zat, dat de kleine kamer gevuld was van een niet uit te spreken iets, dat zij 't zoo altijd zou willen houen de kamerrust, het witte tafelkleed met de stille ruitjes, het koffieservies, het gasvlammetje en hem in zijn stoel, zoo dicht bij haar, zoo vertrouwelijk dichtbij, met zijn knie tegen haar aan en z'n voorhoofd boven de krant. "Jannie"...