United States or Moldova ? Vote for the TOP Country of the Week !


Rijswijck geeft hierop een wenk aan zijn dienaar, en deze, eene kast openende, haalt daar eenige schenkbladen en andere voorwerpen uit, van minderen omvang dan het kunststuk, dat nu onder handen is, doch, wat de bewerking aangaat, niet minder keurig en uitvoerig.

Inmiddels heeft hij vernomen dat een jongen te Antwerpen, een vriend van De Laet, Theodoor van Rijswijck Vlaamsche gedichten maakt. "Ik weet niet hoe het komt," zegt hij, "maar ik vind in deze tael iets geheimzinnigs, dieps, ernstigs, ja zelfs iets wilds! Indien ik ooit eenige kracht verkryg, dan werk ik nog geheel en al in de Vlaemsche literatuer."

"Zeker, meer dan twintigmaal: in het Zwarte Paard, op de Paddengracht, waar wij zoo dikwijls den avond met den geestigen Door Van Rijswijck sleten." "Ik herinner het mij niet." "Het is omdat ik, sedert toen, zoo onmenschelijk vet ben geworden. Gij weet wel: Jacobus Loris, de kleermaker uit de Lange Nieuwstraat?" "Jacobus Loris!" herhaalde ik, buiten mij zelven van verwondering.

"Welnu!" zegt eindelijk Kosmo, nadat hij eene der tentoongestelde voorwerpen heeft uitgekozen: "gij zult dit aan mijn logement doen bezorgen, Signor Van Rijswijck, en hier," op Filippo de Neri wijzende, "is mijn schatmeester, die er den brenger de honderd dukaten voor uitbetalen zal, die gij er voor vraagt.

Ik stel er mij een feest van voor, dit kunstwerk aan de mozaïsten in mijn vaderstad te wijzen: en hou u maar goed, Signor! als deze of gene onder hen hier komt en u de kunst poogt af te zien." Het bezoek is afgeloopen en het hooge gezelschap heeft de werkplaats van Meester Dirck Van Rijswijck verlaten.

Ik ken dit gezang; het is een lied van Theodoor Van Rijswijck: /* Wie graag eens een reisje door Holland wil doen, Hij zal het zich nimmer beklagen. De morgenstond komt er, als hier, vóor den noen; Er zijn zomersche en wintersche dagen.

"Wat mij betreft," hervat Rijswijck, na een langdurig stilzwijgen van weerszijden: "ik verheug mij, dat ik hier woon; want ik twijfel of ergens, behalve hier, mijne tafels zoo goeden aftrek zouden vinden tot den prijs, waar ik ze op gezet heb."

Zie! daar had ik moeten geboren zijn." "Gij, vader Vondel!" zegt Rijswijck: "'t mocht wat: al zijt gij van Keulen hierheen gedwaald, gij zijt en blijft toch een Amsterdammer in uw hart." "Nu ja, dat is waar," herneemt de grijsaard, wederom als tot zich zelven sprekende: "want het is te Amsterdam, dat ik geleefd en geleden, en schier al wat mij dierbaar is begraven heb."

Ook met Van Rijswijck komt hij in nauwere betrekking, hij onderwerpt hem zijn eerste proeven van Vlaamsche dichtkunde, ontvangt zijn raadgevingen en eens, als hij terneergeslagen is, een tamelijk lang vers, "Voor droefgeestigen" dat hem als troost en voorbeeld dienen moet.

"Ei wat," herneemt Rijswijck: "zij hebben toch mijn feestmaal der Goden met tienduizend gulden betaald."