Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 oktober 2025
Juist toen Rolf een Belgisch vaandel aan flarden reet en een hoop "muiters" op de vlucht joeg, scheen de zielesmart van Francis tot haar hoogste punt gekomen; zij barstte in tranen uit, en hield haar zakdoek voor 't gelaat, als om haar snikken te smoren.
"Zeker Hoyer", dacht ik, "die kan nooit den haak vinden." De haak zat van binnen maar de deur sloot niet; je kon net je vinger door de reet steken en zoo van buiten de deur openmaken. "Kom binnen", riep ik, te lui om op te staan. "Makkelijk praten", hoorde ik zeggen, "hoe zit dat?" "Die stem ken ik niet", dacht ik, "wie kan dat zijn?"
Ik wil ten strijde trekken!» riep de tinnen soldaat zoo hard, als hij maar kon, en sprong op den vloer neer. Waar was hij gebleven? De oude man zocht, de kleine jongen zocht: weg was hij en weg bleef hij. «Ik zal hem wel vinden,» zei de oude man; maar hij vond hem niet; de vloer was te open en vol gaten. De tinnen soldaat was door een reet gevallen; daar lag hij nu, als in een open graf.
Zij nam den vingerhoed weg en wilde hem pakken, maar Duimpje sprong tusschen de lappen, en toen ze de lappen uit elkaâr gooide verstopte hij zich in een reet van de tafel. »Hier, bazin!« riep hij en stak zijn hoofd er uit, en toen zij wilde slaan, kroop hij in de laâ; maar eindelijk kreeg zij hem toch te pakken en joeg hem het huis uit.
Het schijnt, alsof de sombere winterdeur op een reet is gebleven en de wind er door komt. In de lente van 1832, op het tijdstip toen de eerste groote epidemie dezer eeuw in Europa uitbrak, waren deze noordenwinden guurder en scherper dan ooit. Een nog koudere deur dan die van den winter scheen open te zijn. 't Was die van het graf. Men voelde in die noordenwinden den adem der cholera.
Op den Thing te Wiborg verbrandt de Deensche adel de wetten des konings, zij vlammen hoog op, verlichten de eeuw en den wetgever, werpen een schijnsel van glorie in den donkeren gevangenistoren, waarin de vroegere heerscher over drie koninkrijken, de populaire koning, de vriend der burgers en der boeren, Christiaan de Tweede, vergrijsd, gebogen, met zijn vinger een reet in het steenen tafelblad makende, zit.
De gast had de staldeur gegrendeld, en daarom keek hij door een reet. De vreemde spreidde het tafellaken onder den ezel en riep: »Brikklebrit!« en oogenblikkelijk begon den ezel goud te spuwen, van voren en van achteren, dat het wel een regen van goud leek. »Te deksel!« dacht de waard, »dat goud wordt vlug gemunt! Zoo'n geldbuidel was nog eens de moeite waard.«
Toen werpt alles Zich op mij, bindt mij, sleept mij weg naar huis, En brengt mij daar, te zaam met Dromio, Gebonden, in een kil en donker hok. 247 Mijn banden reet ik met mijn tanden stuk, Herwon mijn vrijheid en liep onverwijld Hier tot uw hoogheid, wien ik dringend smeek, Genadig mij voldoening te verschaffen Voor een behand'ling, zoo vol schande en smaad.
Langzaam begon zij te weenen en zij was blijde, dat zij het doen kon, en zij dwong zich al heviger en heviger te snikken... toch mocht Vincent het niet hooren... Het werd donker; daar hoorde zij Vincent loopen in de aangrenzende kamer daar zag zij een straal van licht door de reet der deur glijden, maar zij bleef liggen, en zij wrong hare handen en liet de snikken steeds haar boezem schokken.
Maar buiten voor de deur, die slechts op een kier stond, bevond zich een arme jongen en keek door de reet. Hij was zoo gering, dat hij niet eens in de kamer mocht komen. Hij had het braadspit voor de keukenmeid omgedraaid, en deze had hem nu vergund, achter de deur te staan en naar de keurig uitgedoste kinderen te kijken, die zulk een plezierigen dag hadden, en dat was al veel voor hem.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek