United States or Vanuatu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uw huwelijk met jonkver Placida verbroken?" kreten zijne beide ooms. "Ja, onherroepelijk verbroken; jonkver Van Woumen zelve dwong mij tot het terugnemen mijner beloftegift." "Dan heeft het u aan moed of aan goeden wil gefaald", viel Bertulf beschuldigend uit. "Ik heb het gevreesd!" "Uwe vrees was onrechtvaardig en ongegrond, oom", wedervoer Robrecht met stille fierheid.

Dan zeide hij, het hoofd verheffende: "Gij weet, heer oom, hoe ik u sedert mijne kindsheid heb geëerbiedigd en bemind als waart gij mijn vader. Er is eene grens aan alles. Vermits gij onverbiddelijk blijft, welnu, laad uwe gramschap op mij: ik weiger u te gehoorzamen. De bruidegom van Placida word ik niet!" "Niet?" "Nimmer, heer oom. Dakerlia Wulf zal mijne levensgezellinne zijn."

Hij was zoo ontmoedigd en zoo treurig, dat hij op zijne kamer is gegaan en langen tijd daar in eenzaamheid bleef zitten. Dan heeft hij eenen bode naar sher Rijkaards Steen gezonden om jonkver Placida te melden dat hij onpasselijk was en niet kon uitgaan. Inderdaad, hij is den ganschen dag te bed gebleven. Ik was zeer angstig bij de gedachte dat eene erge ziekte hem bedreigde ..." "Ziek? hij ziek?

Wij moeten onzen vorst eene schitterende intrede bereiden." Op de vraag van Placida en hare moeder, gaf Rijkaard eenige uitleggingen over het bericht dat des graven raadsheer hem had gebracht. Dan zeide hij: "Ik moet ten gevolge dezer tijding onmiddellijk uitgaan. Indien Robrecht mij een eind weegs wil vergezellen?"

"O, ik smeek u", riep Robrecht met sombere ontstelde stem, "hoon jonkver Dakerlia Wulf niet in mijne tegenwoordigheid! Laat mij bedaard blijven. Ik zal alles verdragen, alles lijden, maar eerbiedig Dakerlia!" "Genoeg, ik weet genoeg", wedervoer Placida. "Nu ben ik overtuigd dat men mij de waarheid heeft gezegd. Gij zelf, heer, ontkent het niet. Alles zij dus gedaan tusschen ons.

"Mijn goede Robrecht", zeide hij, "ik kan waarlijk niet begrijpen hoe gij niet met blijdschap de hand van Jonkver Placida aanvaardt. Dit huwelijk moet niet alleen u tot eenen hoogen trap van roem verheffen, maar zelf gansch ons geslacht nader bij den troon brengen. Mher Wulf daarentegen is niet rijk; hoe eerlijk en hoe achtbaar hij ook weze, de hand zijner dochter doet u afdalen."

Wat hij zeide verstond ik niet; maar van tijd tot tijd zweefde uw naam Dakerlia op zijne lippen, en dan lachte hij zoo zoet in zijnen slaap, dat mij het hart van ontroering klopte. Ook morde hij wel eens den naam van jonkver Placida, en dan trok zijn mond tot eenen grijns van smart te zamen en zwoegde zijne borst en stak hij de handen vooruit als om iets te verwijderen dat hem verschrikte ..."

Nauwelijks waart gij vertrokken, Dakerlia, of mijn broeder werd dus droefgeestig en zwijgend; nu, sedert eenige dagen is zijn verdriet nog aangegroeid. De reden daarvan meen ik te kunnen raden. Verbeeld u, Dakerlia, dat onze oom, de proost van St-Donaas, en Hacket, de kastelein, zich in het hoofd gestoken hebben mijnen broeder met Placida Van Woumen te doen trouwen...."

Dakerlia zag hare vriendin in de oogen en scheen iets te vragen, doch daar zij geen antwoord bekwam, zuchtte zij: "Kom, Witta, spreek mij toch van hem. Hoe gaat het met hem?" "Tamelijk wel. Hij aanvaardt verduldig het lot." "Ja, hij is man, Witta; de mannen zijn niet, als wij, slaven van het hart. Hij heeft het gezegd: Placida is schoon; hij zal hopen haar te beminnen en hij zal er in gelukken.

God heeft u begaafd met schoonheid ..." "Hoe kondet gij dit hopen, heer?" onderbrak Placida, "dewijl uw hart geheel is ingenomen door hetzelfde gevoel voor eene andere vrouw?" Robrecht, gemarteld door eene pijnlijke verlegenheid, murmelde eene onverstaanbare terechtwijzing.