Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Wel doorleefde Gorgias nog eens in den droom het vreeselijke schouwspel van den vorigen dag, doch toen de zon van den tweeden Augustus met helderen glans over Alexandrië opging, namen nieuwe, vriendelijke indrukken een goed deel van de verschrikkingen dier gruweltooneelen weg. In den vroegen morgen landde op het Slangeneiland de eene boot na de andere.
En het was waar, dat de ratten die fluit niet konden weerstaan. De jongen liep vooruit, en speelde zoolang er sterren aan den hemel waren, en ze liepen hem al dien tijd na. Hij speelde tot de morgen aanbrak, hij speelde tot de zon opging, en aldoor volgde de heele schaar grijze ratten hem en werden al verder en verder van den grooten korenzolder op het Huis Glimmingen weggelokt.
Het slot, waarvan wij de bouwvallen overzien, dagteekent uit later tijd, toen de feodaliteit bereids ten ondergang begon te neigen en de ridder maar al te vaak in den roover opging. Maar, spreekt de overlevering waarheid, dan heeft deze rotsheuvel heugenis van nog ouder dagen, en zou hier eenmaal Quintus Cicero zijn kamp hebben opgeslagen, waarvan de sporen eeuwen lang bleven bewaard.
Het was of het nu voor hem opging wat hij verloor, toen hij deze vrouw van zich afschoof, die liever haar eigen hart in stukken liet scheuren dan zich van het kind, waaraan zij het leven gegeven had, te laten wegrukken. En hij was op het punt zijn recht te doen gelden, om haar op die manier vast te houden.
Het was niet prettig den mond te moeten openen; wij liepen dus zwijgend naast elkander voort en stapten zoo snel mogelijk door, zoowel om spoediger ons doel te bereiken, als om ons te verwarmen. Hoewel het uur reeds lang was aangebroken, waarop de zon opging, werd het toch niets lichter om ons heen.
»Daar heb je het!" riep de sacristijn, alsof hem een licht opging, »daar maalde me zoo iets van in 't hoofd, maar ik kan niet zeggen, dat ik het een mooien naam vind voor een Christen-kunstenaar...." »Het kan wel een Jood zijn!" plaagde Frits, die zelf wat geprikkeld, juist in de luim was om anderen een weinig te kwellen. Hij trof doel, de sacristijn kleurde van ergernis. »Een Jood, mijnheer!
49 ik weende niet; zóó was ik van binnen versteend: zij weenden: en mijn Anselmuccio zeide: ""Gij kijkt zoo, vader: wat hebt gij?"" 52 Nog weende ik daarom niet, noch antwoordde dien ganschen dag, noch den nacht daarna, totdat de volgende zon in de wereld opging.
Het was een al te groot verdriet. Ze wierp zich op den grond, stootte kreten uit, riep den goeden God aan, klaagde en jammerde heel alleen in het veld, totdat de zon opging. Dan kwam ze terug op de hoeve, zei haar dienst op, en toen de maand om was en ze haar loon had ontvangen, knoopte ze al haar hebben en houden in een zakdoek, en begaf ze zich naar Pont-l'
Rodolphe liep zoo hard als zijn beenen hem dragen konden, naar huis. Toen hij de trap opging, hoorde hij zijn rooden kater klagende zuchten uitstooten. Twee nachten lang riep hij zoo reeds vergeefs naar zijn ontrouwe schoone, een angora-Manon Lescaut, die op de daken in de buurt op galante avonturen uit was.
Daar men niet meer eten kon, regelde Enjolras het drinken. Hij verbood den wijn, en stelde den brandewijn op rantsoen. Men had in den kelder vijftien volle verzegelde flesschen gevonden. Enjolras en Combeferre onderzochten ze. Toen Combeferre weder de keldertrap opging, zeide hij: "'t Is van den ouden voorraad van vader Hucheloup, die in den beginne kruidenier is geweest."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek