Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 mei 2025
Zulke genoegens kent Quimperlé niet, en de doortrekkende reiziger, die uit de groote steden komt, moet het stadje dankbaar zijn, dat hij er de décors der onbewegelijkheid en de stemmen der stilte mag bewonderen. De menschen staan vroeg op; dan begint de vroolijke symphonie der klompen, en de verandering treedt op in 't aanzien der stad.
De Oude en Jonge Beer hadden den ganschen namiddag met echt Indiaansche rust en onbewegelijkheid op denzelfde kist doorgebracht, waar zij reeds zaten toen Tante Droll hun goedendag was komen zeggen. Zij zaten ook nu nog daar, toen de ingenieur met vrouw en dochter naar hen toe kwam. Zijn gezicht betrok; want de door hem genoemde manier van dankbaarheid is voor een Indiaan een beleediging.
Toen er een plechtig stilzwijgen heerschte, begon Tchou-Tchoûk, op half brommenden half zingenden toon, het woord te richten tot de drie voornaamste afgodsbeelden, die in statige onbewegelijkheid op de menigte schenen neer te zien. Maar wat is dat? Daar antwoordt hem eene stem, een machtig, doordringend geluid, dat van achteren uit de diepte der grot schijnt te komen. Welk een wonder!
Eerst vertoonen zich aan den blik van den voorbijvarenden reiziger de zes kleinere kolossen in hun eeuwige, strakke onbewegelijkheid; daarna de vier groote, die onze bewondering ten top doen stijgen.
Die onbewegelijkheid, die stilte, die eenzaamheid, door geen enkelen vogel, en zelfs bij dag niet door een enkel insect gestoord: zij hebben hunne eigene, zij het dan ook sombere majesteit, die een onvergetelijken indruk maakt. In waarheid: de woestijn is een graf, een rijk des doods. Maar hoe anders wordt het tooneel, naarmate men Timsah hadert. Er komt leven in dit veld des doods.
Zij zweeg een oogenblik in nadenken verdiept en zuchtte; daarop hervatte zij, mij met zekere vastheid in den blik aanziende, alsof zij mijne innigste gedachten wilde peilen: "Gij schijnt een ernstig man te zijn; gij hebt karakter, zoo ik mij niet bedrieg; het is zeldzaam genoeg om gewaardeerd te worden, waar men het vindt; nu dan, ik zal u vertellen, hoe ik begonnen ben, maar.... nu niet, want daar ligt het kasteel voor ons en de dorpsklok slaat één uur. Ik vrees dat men mij met ongeduld zal gewacht hebben, en dat het halve garnizoen al op het voorplein post heeft gevat om naar mij uit te zien. 't Is lang niet zeker, dat ik met krijgseer zal worden verwelkomd. Nú, dat doet er niet toe; volg mij, deze brug over, die poort door; gij ziet, de brug is niet ongenaakbaar, wij zouden geen beleg kunnen uithouden." Al sprekende had zij mijn arm losgelaten, en liep vooruit met zoo'n snellen stap, dat het bijkans een drafje geleek. Ik, wat langzaam haar na, eene feodale ophaalbrug over die blijkbaar sinds lang tot onbewegelijkheid was veroordeeld; in gelijken toestand verkeerde de groote poort; de zware geheel met ijzeren bouten en scherpe pinnen bezette deur hing in de verroestte hengsels, zonder dat men zich de moeite getroost had haar weg te nemen, om dit teeken van verval te verbergen. Waartoe ook? De dikke, bijkans in puin vallende ringmuur, was al niet meer aan de poort verbonden, en de voormalige schietgaten waren tot wijde spleten opengesperd, waardoor een reus kon binnengaan. Tijd om verder rond te zien was er niet, maar het voorplein optredende, viel mij terstond het hoofdgebouw in het oog, dat ondanks zekere merkteekenen van verwaarloozing nog een grootschen indruk maakte. Het moet vernieuwd zijn in de dagen van onzen stadhouder Willem
Hij begon langzaam te geraken onder de genotgevende koelte van den komenden nacht; van tijd tot tijd slurpte hij even aan zijn glaasje, om dadelijk zijn onbewegelijkheid te hernemen al starend naar den grooten weg. Het laatste zonlicht verdween van de aarde.
Ter linker zijde ziet men slechts een uitgestrekte woestijn, een geweldige zandzee, kalm toen ik haar aanschouwde, maar vreeselijk en geducht, als de gloeiende stormwind waait, met golven van zand, die plotseling verstijfd schijnen in strakke onbewegelijkheid. Bergen ziet men niet meer, behalve aan den verren gezichteinder.
Met de hagedissen waagden zich ook de schildpadden op het land; daar het hun alleen te doen was, zich op den grond neer te zetten, en die vaste grond slechts eene kleine uitgestrektheid had, behoefden zij zich niet te haasten; zij hadden slechts te kruipen, om hun erfgoed te bemachtigen, en verkregen alzoo den stempel der onbewegelijkheid.
De meubels omstonden haar met de rust en tevredenstelling hunner bruin-kalme onbewegelijkheid. Zij waren goed, zij waren fraai, zij waren trouw.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek