United States or Andorra ? Vote for the TOP Country of the Week !


De riemen, de mast en de zeilen zijn al in de sloep; ik heb er zelfs eenige levensmiddelen in kunnen brengen; ook heb ik mij van een sleutel meester gemaakt om de bouten los te schroeven, die de boot aan den Nautilus verbinden. Alles is dus gereed. Tot van avond." "De zee staat hol," zei ik. "Dat is waar," antwoordde Ned, "maar dat moet men wagen.

Hij gaf dienovereenkomstig zijne bevelen. De Abraham Lincoln naderde voorzichtig en langzaam onder halven stoom om de aandacht van zijn tegenstander niet op te wekken. Men ontmoet niet zelden in volle zee walvisschen in diepe rust, welke men dan met goed gevolg aanvalt, en Ned Land had er meer dan een in den slaap geharpoend; hij ging weder op zijn post op den boegspriet.

Toen Ned was aangekleed, ging ik naar den salon terug, waar de wanden geopend waren, en naast Koenraad staande, bekeek ik de ijsmuren eens, waartusschen de Nautilus lag. Eenige oogenblikken later zagen wij een twaalftal mannen op het ijs komen; Ned Land was door zijn lengte te herkennen. De kapitein was er ook bij.

"Welnu, mijnheer," zei Ned Land, "omdat Koenraad dus niet bestaat kunnen wij met ons beiden de zaak afhandelen. Ik heb gesproken, u hebt geluisterd: wat hebt u te antwoorden?" Ik moest noodwendig een beslissing nemen, en uitvluchten stuitten mij tegen de borst. "Vriend Ned," zei ik, "ziehier mijn antwoord: Je hebt gelijk en mijn bewijzen houden tegenover de uwe geen steek.

De Nautilus moest dus op zijn avontuurlijken tocht in het midden van deze ijsvelden blijven steken. "Als uw kapitein nog verder gaat, mijnheer,".... zei mij dien dag Ned Land. "Welnu?" "Dan is hij een baas." "Waarom, Ned." "Omdat niemand over de ijsbank kan heenkomen.

Behalve naar WAGENAAR en de Jaerboeken verwijs ik enkel naar HAVERKAMP, 's Lands verijdelde hoope, Amst. 1753; O. Z. VAN HAREN, Lijkreeden, Leeuw. 1766; HOFSTEDE, Bloemen op het graf, Rott. 1752; Levensb. van ber. Mannen, VI 284; SCHELTEMA, Staatk. Ned. II 487; V. KAMPEN, II 251, Karakterk.

"Welnu, mijn vriend, eens zal de aarde een kil lijk worden; zij zal onbewoonbaar en onbewoond zijn als de maan, die haar levenskracht sedert langen tijd verloren heeft." "Over hoeveel eeuwen?" vroeg Koenraad. "Over eenige honderdduizenden van jaren, mijn jongen." "Dan hebben wij nog tijd om onze reis te eindigen, als Ned Land zich er tenminste niet mee bemoeit," antwoordde Koenraad.

Ik had mijne partij gekozen om hem niet meer te zien, toen ik den 16den November met Ned en Koenraad in mijne kamer terugkeerende, op de tafel een brief aan mijn adres zag liggen. Ik brak dien met ongeduld open, hij was met eene duidelijke hand, doch met eenigszins gothische letters geschreven: dit schrift herinnerde aan de hoogduitsche type. Deze brief luidde aldus: "Aan den hoogleeraar Aronnax,

"Ja, en ik geloof niet dat ik mij bedrieg, als ik die parel op een millioen gulden schat; en zonder twijfel heeft de kapitein er alleen de moeite voor gedaan om ze op te rapen." "Wie zegt ons," riep Ned Land uit, "dat wij er morgen op onze wandeling, ook niet zulk een zullen vinden?" "Kom!" zei Koenraad. "Waarom niet?" "Waartoe zouden ons zulke schatten aan boord van den Nautilus dienen?"

Somwijlen echter vlogen strepen waters met buitengewone snelheid ons voorbij, waardoor wij konden zien, dat wij inderdaad zeer snel vooruitgingen. Verbaasd leunden wij op onze ellebogen voor het glas, zonder dat een onzer de stilte nog had afgebroken, toen Koenraad zeide: "Gij wildet zien, vriend Ned, welnu, zie!"