United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij hoorde haar noodkreet, keerde fluks het hoofd half tot haar om, schreeuwde haar toe, in korte, afgebroken woorden: "Stille!... nondedzju!... liggen!... Bijt... op ou tanden!... anders... ou tonge!..." Hij slaakte plotseling een vloekschreeuw van pijn: door zijn roepen had hij zelf, in 't schokken van den wagen, de tong tusschen zijn tanden geklemd, en 't bloed spatte uit zijn mond.

Nog een paar passen, dan ware hij voorzeker in de diepte verdwenen. Hulda en Joël hadden hem nog niet ontwaard; maar zij hadden toch zijn kreet gehoord. »Wat is dat toch?" vroeg Joël; terwijl hij overhaast opsprong. »Wat heb ik gehoord?" »Een kreet!" antwoordde Hulda. »Ja!...." »Ongetwijfeld!" »En nog wel een noodkreet!" »Dat meen ik ook." »Maar, van welken kant." »Dat weet ik ook niet."

Met den verdierenpikker, de leden van het bestuur en de andere kandidaten schreven zij adresbanden om De Noodkreet te verzenden, bezochten winkeliers, herbergiers, beenhouwers, bakkers, kleermakers en andere neringdoenden, menschen die niet bij den bond waren aangesloten. Ook onder de leden zelf moest het heilig vuur onderhouden worden, want de tegenpartijen vielen hen reeds aan in eigen kamp.

Maar wat het boek van andere uit denzelfden tijd onderscheidt, is het sterk persoonlijke element, waardoor het half tot lyriek wordt, en wel tot een noodkreet van het individu, dat de maatschappij aanklaagt, de schuld te dragen aan zijn ellende. Deze toon was in die dagen ongewoon en verwekte niet weinig aanstoot.

Toen, plotseling, hoorde ik iets dat mijn beenen verlamde en den adem in mijn keel deed stokken: Een geloei, een gebrul, schor en akelig-langgerekt, als een noodkreet van verwoesting: de stoomfluit van een sleeper! Hoe was het mogelijk! 't Kanaal lag reeds enkele dagen dicht en dien nacht had het gevroren, gevroren!

En dit zeggende, verliet hij de gaanderij met zijne verloofde; maar nauwelijks had hij eenige stappen gedaan, of een Kerel kwam hem achternageloopen en riep hem toe: "Mher Sneloghe, gij bedriegt u: het is onze kastelein Hacket niet, dien zij naar hier brengen. Neen, het is eene vrouw ..." Robrecht en Dakerlia slaakten terzelfder tijd eenen grievenden noodkreet. "Eene vrouw? O, hemel, eene vrouw!"

Hier durft hij zeggen: Die Kerke van Romen is dusdaen vraet, Si is dronken ende al sonder raet, Die hovet is van Kerstijnhede. Echter heeft dit gedicht een ruimer strekking. Het is een noodkreet, door den vromen Christen geslaakt, toen hem meer en meer zekerheid gewerd, dat het Heilige Land aan de macht der Christenen ging ontglippen.

Zeer spoedig echter daarop verscheen het licht feller in dezelfde richting, en Schelting legde weder zijn hand voor de oogen, doch ook later nogmaals zijn blik naar het licht wendende, sprak een stem der werkelijkheid in zijn binnenste en.... hij rees plotseling overeind; verliet, zoo snel zijn afnemende krachten het gedoogden, den akker Gods; richtte zijn schreden naar dat gedeelte van het dorp waar het licht al heller en heller blonk; hijgde naar zijn adem, maar eindelijk.... nog eenige schreden.... en toen.... toen bonsde hij met de grootste krachtsinspanning op de deur der smidse, en schelde aan de belendende huizen, luide!.... luide!!.... luide!!.... terwijl de stem van den "onnutten dienaar" krachtig de lucht deed weergalmen van den noodkreet: "Brand! brand!!"

Eenige jaren geleden hebben wij in het Maandblad voor Vrouwenkiesrecht een brief gepubliceerd, die door een groep van zulke meisjes tot eenige Amerikaansche vrouwen gericht was, met 'n noodkreet om haar te hulp te komen en de Japansche meisjes te redden uit een leven van diepste ellende, waarin zij vaak gestooten worden doordat de vader een opiumschuiver of speler is en dan zijn schulden betaalt met het geld, dat hij voor zijn dochter kan maken.

Onder het slaken van eenen noodkreet, liet Witta zich geknield ten gronde vallen, kroop tot voor Disdir Vos, hief hare handen smeekend tot hem op en riep om genade. Het scheen dat Disdir niet gewillig alle hoop, om Dakerlia nog te overwinnen, verzaakte; want hij hief Witta met eene hand op, en zeide haar: "Arme jonkvrouw, hoe ontstelt u de vrees des doods!