Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 mei 2025


Een vierde waterdicht beschot scheidde deze ruimte van de machinekamer. Een deur opende zich, en ik bevond mij in de ruimte waar kapitein Nemo, zeker een uitstekend ingenieur, zijne toestellen voor de beweegkracht had geplaatst. Deze helder verlichte machinekamer was niet minder dan twintig meter lang.

Zeker zouden mijn verwarring en onrust mij bij kapitein Nemo verraden hebben. Wat deed hij op dat oogenblik. Ik luisterde aan de deur zijner kamer. Ik hoorde iemand loopen; kapitein Nemo was daar; hij was niet naar bed gegaan. Bij elk geritsel scheen het mij toe dat hij verschijnen en mij vragen zou, waarom ik wilde vluchten.

Zoo was de streek, door den Nautilus op dit oogenblik bezocht: het was een wezenlijke weide, zulk een dicht tapijt van gras, zeekroos en wier, dat een schip er niet zonder moeite kon doorvaren. Kapitein Nemo wilde zich met zijn schroefboot dan ook niet in deze massa gras wagen, en bleef op eenige meters diepte onder de golven.

"Maar wat heeft kapitein Nemo u gezegd?" vroeg de reporter. "Weet dan, vrienden, dat het eiland Lincoln niet in denzelfden toestand verkeert als de andere eilanden in den Stillen Oceaan, en een bijzondere toestand, dien kapitein Nemo mij heeft doen kennen, moet oorzaak zijn dat vroeg of laat zijn onderzeesche grondvesten uiteenbarsten." "Uiteenbarsten! Het eiland Lincoln!

Ik trachtte door te dringen in het geheim van dit leven door middel, van enkele woorden, welke over zijn lippen kwamen! "Gij kunt vertrekken, mijnheer Aronnax," zeide kapitein Nemo. Ik liet den kapitein in de hut van den stervende en ging ontroerd van dit tooneel naar mijne kamer. Ik werd gedurende den ganschen dag door sombere voorgevoelens gekweld.

Een laatste vuur schitterde in die oogen, die vroeger vlammen schoten. Hij mompelde de woorden: "God en Vaderland!" en stierf zachtkens. Cyrus Smith boog zich over hem heen, drukte de oogen toe van hem die prins Dakkar geweest was en nu zelfs kapitein Nemo niet meer scheen. Harbert en Pencroff weenden. Ayrton wischte ter sluiks een traan weg.

Na eenigen tijd verlieten Cyrus Smith en zijn metgezellen de machinekamer van de Nautilus; zij gebruikten eenig voedsel en keerden naar de zaal terug. Kapitein Nemo was uit zijne verdooving ontwaakt en zijn oogen stonden niet meer zoo dof als te voren. Er speelde een glimlach om zijn lippen. De kolonisten naderden hem. "Vrienden," sprak hij, "gij zijt dappere, edele, goede mannen.

Nu begreep ik alles: hier was het tooneel van den zeeslag van 22 October 1702, hier waren die voor rekening van de Spaansche regeering geladen galjoenen gezonken, hier kwam kapitein Nemo, naarmate van zijn behoeften, de millioenen halen, waarmee hij zijn Nautilus bevrachtte.

"Ellendeling!" riep de kapitein, "wil je dan dat ik je op de spoor van den Nautilus vastspijker, voordat ik dat schip aangrijp?" Kapitein Nemo was vreeselijk om aan te hooren, doch nog verschrikkelijker om aan te zien.

Maar," voegde ik er bij, terwijl ik trachtte om op denzelfden vroolijken toon te spreken als kapitein Nemo, "zeg eens, dappere Ned, ben je bang voor haaien?" "Ik," riep de Amerikaan, "en harpoenier van professie! Het is mijn ambacht om die uit te lachen!"

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek