United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn ziel is een bekoorde kaan, Die als een sluimerende zwaan Drijft op de zilverzee van uw zoet kweelen; Engelgelijk zit de uwe daar Neven het roer geleidend haar, Wijl melodiên door alle winden spelen. Zij drijft, naar 't schijnt, immer, voor immer: De waatren staken 't kronklen nimmer Tusschen ravijnen, bergen, wouden 't Wildst paradijs dat 'k ooit aanschouwde!

Wegens hun onrustigen aard beschadigen zij licht elkanders veeren, wanneer er verscheidene in een kleine kooi opgesloten worden. Zij houden er veel van elkander met den snavel te liefkoozen. De jonge mannetjes beginnen na verloop van korten tijd te kweelen; aan hun luid en langdurig gezang worden zij gemakkelijk herkend. De voedering van deze dieren vereischt veel zorg.

Ik dank voor alles, wat gij hebt gegeven.... Doch waarom klopte ’t hart mij, toen ik meende, Dat ik Mathilde en liefde in ú zag sneven? De lauwe wind zweeft aan op loome zwingen En spartelt door de loovers der abeelen, Die ritselend de zonnestralen streelen, En ’t water en zijn hellen glans bezingen. Hoor! hoe in ’t veld de leeuweriken kweelen!

Eenige soorten kweelen hunne wijfjes zulke allerliefste liedjes voor, dat men ze tot de Zangers zou rekenen, als zij geen Papegaaien waren; andere soorten leeren zoo zuiver fluiten, dat zij een Goudvink in de schaduw stellen. Het talent van de Papegaaien voor de nabootsing van menschelijke geluiden en woorden is bekend.

Vele van de lagere watergoden hadden vischstaarten, de vrouwelijke droegen den naam Undines en de mannelijke Stromkarels, Nixies, Necks of Neckar. Waar in moerassen de roerdompen spelen Nicker de ziellooze zit wat te kweelen, Zit er ontroostbaar, heeft vijand noch vrind, Nicker de ziellooze treurt als een kind. Uit Broeder Fabian's Handschrift.

Welk een beteekenisvol beeld van ons eigen leven, toovert deze bekoorlijke dans der Horae ons niet voor den geest. Als de jeugdige lente en met haar het vernieuwde licht nadert, als de vogelen kweelen en de aarde juicht, "wien zweefden dan niet altijd weder de droombeelden zijner jeugd voor den geest en wie gevoelde dan niet zijne goddelijke bestemming?"

Hij hoorde achter zich, op beide oevers der rivier, de waschvrouwen der Gobelins haar linnen kloppen, en boven zijn hoofd de vogels in de olmen kweelen en zingen. Aan den eenen kant het gerucht der vrijheid, der gelukkige zorgeloosheid, van den gevleugelden lust; aan den anderen kant het gerucht van den arbeid. Deze beide geluiden brachten hem opnieuw aan 't mijmeren en bijna aan 't nadenken.

Toen kwam er een steenmot, die traag zijn rond lichaam medesleepte en Tom raakte het diertje aan om het met opgetrokken pooten te zien ineenrollen en te doen alsof het dood was. De vogels waren intusschen druk aan het zingen en kweelen gegaan. Een spotvogel zette zich op een boom boven Toms hoofd neder en bootste, dol van pret, met trillende stem, de geluiden na der andere vogels.

Toen was men in de hooimaand, in het midden van den zomer, als de zon de bladeren der kastanjeboomen roostert, de vogeltjes in het loover kweelen en de insecten van genoegen gonzen, omdat het gras zoo warm is. Lamme doolde met gebogen hoofde naast Uilenspiegel door de straten van Antwerpen; hij sleepte zijn lichaam voort, alsof het zwaar als een huis was.

Het geraakt spoedig aan de gevangenschap gewoon, legt de schuwheid, die het aanvankelijk toonde, geheel af en wordt volkomen gemeenzaam met den mensch. Na eenigen tijd vat het een groote genegenheid voor zijn verzorger op: het begroet hem door liefelijk te kweelen, den krop op te blazen en allerlei aardige bewegingen te maken.