United States or India ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Neen, neen, om Godswil, neen!" riep zij hartstochtelijk, zich opeens omkeerend; "ik bid u, Armand, vraag toch zulke bespottelijke dingen niet! Gij ziet immers, dat ik op 't oogenblik geen lust heb, uw verliefd gefluister en uwe liefkoozingen aan te hooren; ieder ander zou het dadelijk begrepen hebben, en gij vraagt, of ik boos ben en al zulken onzin meer." Zij trapte kregel met den voet.

Ik dacht aan den ouden schoolmeester, aan 't Kregel Mennonietje.... Daar vlogen de matrozen het want in! He, wat kerels! De kogels floten hun om de ooren; de vlammen verschroeiden hunne hoofdharen, bakkebaarden, en kleeren! Te vergeefs! De brand was niet te stuiten!

En weet-je daar net op den hoek van het Lage Woudt en de Drie Stucken, dat kleine boerenhuisje staan?" "Ja, moeder, ja, daar woont het "Kregelige Mennonietje!" "Wie zegt je, daar, jongen? Het "Kregelige Mennonietje?" "Ja, moeder, dat is een jongentje van zeven jaar, die o, zoo kwarrig en kregel is. Wij plagen hem wat dikwijls en dan moest ge zijne facie eens zien.

Als ik kapitein ben dan wordt ge mijn pluimgraaf, had ik tot Witte gezegd, toen hij nog "Kregel Mennonietje" was. En nu ... Jonge Kees, ik heb me toen een klap in mijn gezicht gegeven van nijd, en 't was me, of 'k alweer dien Brielschen schoolmeester met zijn "Kwikkwik" voor me zag staan!

Was hij ook door zijn eigen ziekte menigmaal verhinderd geworden om den verlaten jager te bezoeken en de hand te leenen, Geurt had toch altijd gezorgd dat Toon de noodigste hulp bekwam, maar zelf het brood der armoede bij zijne ouders genietende, en onbekwaam om boerenwerk te verrichten, was hij menigmaal inwendig kregel geworden, wanneer hij het jaagpaard van Ritter beschouwde, dat als een dood neen als een verslindend kapitaal, daar lui en onnut zijn dagen sleet.

't Is mogelijk dat hij veel schoons heeft, hernam hij eenigszins kregel. Wat ik wel weet, is dat ik mij hier in den Kaukasus niet goed gevoel. En waarom dat? vroeg ik, om iets te zeggen. In de eerste plaats, omdat hij mij bedrogen heeft.

Als jij dan zooveel weet, laat me dan maar links liggen!" gaf ik zeer verstoord ten antwoord. "Je bent boos, Huib, maar dat kan ik niet helpen! Ik heb je niets in den weg gelegd, wel?" Ik zweeg en keerde mij om; want ik was, o, zoo nijdig, en al weer niet op mij zelven, maar op den ouden schoolmeester, op "Kregel Mennonietje," op Marten, op Pieter Pietersz. Hein, ja, op heel de wereld.

»Eilieve", antwoordde ik, ietwat kregel: want ofschoon dit jonge ding mij een weinig had doen schrikken, ontzag boezemde zij mij met hare geëmancipeerde manieren volstrekt niet in: »eilieve, mejuffrouw waarom zou ik =niet= meer onder de levenden zijn?

We keken om en zagen een breedgeschouderden knaap op ons afkomen. Marten meende hem te kennen, maar toch.... "Waar kom jeluî van daan?" vroeg de knaap toen hij ons genaderd was. "Heb ik het niet gedacht," riep Marten, "'t is ons "Kregel Mennonietje!" "Ei, ei, wat ge goed raden kunt, en jij bent, he heee die bruine is Marten en die halve zwarte is Huib! Heee!"

Deze had een meisje, Margarita genaamd, schoon boven alle anderen tot vrouw, maar meer dan elk was zij grillig, onaangenaam en zoo kregel, dat zij nooit iets naar het oordeel van anderen wilde doen, en hoe moeilijk dit ook voor Talano was te verduren, duldde hij dit, omdat het zoo moest.