United States or Norfolk Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze dee het raam open, stak het hoofd naar buiten. De straat lag altijd lang, zwart, rustig. Het was een zachte herfstavond. Gele blaren ritselden over den grond. Sterren stonden an den hemel. Had ze Mina laten bellen? Had ze... Boven op haar slaapkamer kraakte iets. Groote God! Was er iemand, was d'r een man!... Ze luisterde met een angstgehamer in haar keel, dat ze niet ademhalen kon.

De arm van den houten man ging snel naar boven, zoodat het oude hout kraakte, en hij tikte aan zijn hoed, terwijl hij antwoordde: "Rosenbom, met permissie, uwe Majesteit. Eens opperbootsman op 't linieschip Driestheid; na mijn diensttijd kerkwachter aan de Admiraliteitskerk, eindelijk in hout gesneden en op het kerkplein neergezet als armenbus."

Zoo liebaert noch drake school in dat zwarte of plots dreigend uitschoot over dat wit, het geheimenis weefde er wel door de geluidlooze stilte of zweefde den ridders voor door den val van het manelicht en geleidde de zwijgende ruiters naar den burcht van Merlijn. Slechts brieschte nu en dan een ros en kraakte het kreupelhout onder zijn ijzeren hoef....

Ik kwam eens een beer tegen op een nauw pad maar dat vertel ik wel op een andere plaats. Het geroep zweeg; het bosch was donker en stil toen ik terugkeerde. Ik liep zoo gauw als ik kon naar de plek waar ik terug was gegaan, zonder mij in acht te nemen of voorzichtig te loopen, want hoe ik ook kraakte, de beer zou het toch toeschrijven aan de wanhopige moeder.

't Eenigst geluid was de zoevende stormwind, en iedere stem werd verwaaid. Toch kraakte er hout, en rammelde er een ketting, en plots kon men den stuurman verstaan, die uitriep: "Te loevert is een schip." Wit waren de zeilen, een nevel gleed voorbij, w

Koning Frodhi echter gebood de meisjes nog meer te malen, en hij wilde niet, dat zij langer rusten zouden, dan de koekoek zwijgt, of slechts zoolang men een lied zingt. Met groote kracht maalden de meisjes en zij knarsten op de tanden van reuzenwoede. De molenstang kraakte, de molen viel in elkaar. En er kwam een zeekoning, die Mysinger heette.

Onder luid gepraat en gelach steeg men te paard, de honden werden losgelaten en renden onder een oorverdoovend geblaf de brug over, het bosch in, op den voet gevolgd door den langen jachtstoet. In het stille bosch, waar de sneeuw kraakte en knerpte onder de hoeven der paarden en de takken zwaar neerhingen onder hunne witte vracht, was het plotseling een bont gewemel van kleuren en klanken.

De branding kon men hooren bruisen, en de regenwind zwiepte het oerwoud. Nu en dan kraakte er een zware tak. Al uit de verte klonk het geluid van de machine, die de maïskorrels uit de kolven haalt. Twee aan twee draaien de arbeiders aan de drijfraderen, die hun amusement schijnen te verschaffen, want hoe sneller en luider het gaat, des te onderhoudender schijnen ze het te vinden.

De sprookjes waren afgehandeld; de helden en heldinnen daaruit waren aan hun oogen voorbijgegaan in glans en heerlijkheid. Maar 't handje van 't kind lag nog steeds op de knie van de oude vrouw en ze streek over den zijden rok, die aardige zij, die kraakte en soms piepte als een vogeltje. In die beweging lag een verzoek. Want ze hoorde tot die kindren, die nooit in woorden om iets vragen.

De ruiten wilden niet dooien; hij kon de kachel niet zien, die hij zich als een bekoorlijk vrouwelijk wezen voorstelde. Het kraakte en knapte in hem en om hem heen; het was juist zulk een vriesweer, als waarin een sneeuwman wel plezier moest hebben. Maar hij had er geen plezier in hoe zou hij zich ook gelukkig kunnen gevoelen? Hij had immers kachel-heimwee.