Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
Waren de kooltjes opgerakeld, dan werden er twee »talhouten" op gelegd, zoo, dat ze buiten den rand van den pot uitstaken, net twee houten breipennen, zooals meisjes die altijd, links en rechts, in de holten tusschen duim en wijsvinger laten liggen, en met een zwavelstokje werd er een vlam gemaakt.
Marcella diende de geconfijte vruchten rond. De tijden, zeide Martialis, een weinig somber; zijn niet geschikt tot gezellig tafelen. Vergeeft mij, mijn vrienden. De prei was te bitter, de eieren te hard, de paling te zacht; het geitebokje een geitebok, vader van twintig bokjes en de kooltjes waren bij Nilus veel meer doorgeurd van laserpicium. Marcella, je hebt ze te lang gestoofd! En die Nomentaner w
Er is nog wel een broodje, een worstje, een ui; er is zelfs nog saucijs van Lucanië, er zijn jonge kooltjes in laserpicium gestoofd, er is versche kaas van Trebula, er is honig van den Hybla, er zijn vijgen van de Campania en wijn is er altijd!! En Nilus, de heerlijkheden op sommende, wenkte dominus en caterva binnen en zij kwamen, zij kwamen nader, de een na den ander kwam binnen.
Daaronder waren den vorigen avond een paar harde turven »ingerekend". Die hadden den heelen nacht zachtjes gesmeuld, en nu was het eerste werk om dat vuurtje »op te rakelen". Dan kwamen er een paar gloeiende kooltjes te voorschijn. Was het vuur te ver weg, dan werden er uit den doofpot, naast den haard, een paar »doove kolen" genomen, gedoofde doorgloeide turven, en daarmee het vuur opgehaald.
Eensklaps bemerkte Maroessia, terwijl zij een blik op de soldaten sloeg, een paar oogen, die onafgewend op haar gevestigd schenen te zijn. Deze oogen waren doordringend als twee dolken en gloeiden als kooltjes vuur. Ze keken haar opmerkzaam aan, ja, en misschien wel met wantrouwen. Zij werd beurtelings rood en bleek en dacht dat alles verloren was.
Veel was er nog ten goede gewend; veel had er nog veel slechter kunnen afloopen, meende de dominus, met een blik naar de jongens, die zich niet meer herinnerden, dat ze "kwijnende lelies" waren geweest, zoo een pleizier hadden ze in de nieuwe toekomst, in den nieuwen troep, in Karthago, dat ze zouden gaan zien.... Zeker, ze zouden dikwijls naar Rome terug verlangen, naar de worstjes en kooltjes van Nilus en naar hun goede vrienden: de gladiatoren.... Maar nu verlangden ze eigenlijk wèg te komen, trots al het goeds, dat ze hadden gehad, trots de villa van Plinius, de vleiende epigrammen van Martialis, trots al het moois, dat die edele Crispina die moeder van jou, Cecilius; neen van jou, Cecilianus! hun nog een paar dagen geleden gegeven had: ze verlangden weg te komen ènkel om te veranderen, om Neapolis weêr te zien, waar ze óok de gladiatoren kenden, beweerden ze, om Syracuze weêr te zien, waar ze op school waren geweest en om dan eindelijk naar Karthago te gaan waar het weêr zoo heel anders moest zijn dan in Alexandrië en in Rome.
Daarna zet men ze met weinig water en een beetje zout op een zacht vuur. Is de kool bijna gaar, dan laat men ze op een vergiet uitlekken, bindt het nat met in boter lichtgeel gefruite bloem en laat ze in deze saus nog een geruimen tijd stoven. Nadat de kooltjes goed gewasschen zijn en tot in het hart goed nagezien, worden ze met weinig water en een beetje zout op een zacht vuur gezet.
Niet overal te gelijker tijd.... En morgen, broêrtje, spelen we samen weêr.... Morgen, broêrtje, weêr samen.... Ons stuk.... De "Bacchides"! De "Bacchides"! De "Bacchides"! Ze zoenden elkaâr, de lippen vet van de kooltjes. Jongens, riepen Colosseros en Carpoforus. Wat zitten jullie daar zoo samen te vrijen? Nou.... we hebben elkaâr den heelen dag niet gezien! riep Cecilianus.
Als spònzen! prezen in koor de hongerige komedianten. ....de vette saucijsjes van Lucanië en de lekkere kooltjes in laserpicium gestoofd.... Ze hebben me niets te veel van je keuken verteld, heer caupo! waardeerde hoffelijk Lavinius.
Wat was dat "Kregel Mennonietje" veranderd! Zijne oogen draaiden onder zijne donkere wenkbrauwen als kooltjes vuur in het rond, en dikke plooien liepen van zijnen neus naar zijn hoog en breed voorhoofd. Alles was beweging aan hem; hij stond geen oogenblik stil en hij keek naar de Spaansche vloot, alsof hij die geheel alleen zoo maar op de vlucht kijken kon.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek