United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ned Land en Koen werden stevig aangegrepen en volgden mij; onder aan de trap opende zich eene deur, die onmiddellijk achter ons met dof geluid gesloten werd. Wij waren alleen. Waar? Ik kon het niet zeggen, mij nauwelijks voorstellen.

Dat hij wijn, brood en vleesch moet missen bevalt niemendal aan onzen Amerikaan, die gewoon was biefstuk te eten, en niet bang was voor brandewijn of jenever, hoewel altijd met mate." "Wat mij betreft, Koen, daar heb ik geen verlangst naar, en ik kan mij in den leefregel hier aan boord nog wel schikken."

Gij weet, mijnheer, dat die beesten al heel wonderlijk gevormd zijn. Ze moeten zich eerst op hun rug keeren, voordat ze u kunnen ophappen.... en in dien tijd...." Ned Land sprak van dat "ophappen" op een manier, die mij een rilling over het lijf joeg. "Welnu, Koen, wat denkt gij van de haaien?" "Ik," zei Koenraad, "zal openhartig spreken." "Goed!" dacht ik.

Die woorden, in den mond van een kalmen Vlaming, bewezen genoegzaam in welke mate zijn opgewondenheid gestegen was. Maar de Amerikaan koelde hem wat af door te zeggen: "De bewoonde aarde!" en schudde het hoofd. "Wees maar bedaard, vriend Koen, die zullen wij niet weerzien!" Het was toen vijf uur in den morgen. Op dat oogenblik stiet de voorsteven van den Nautilus.

Koen en ik waren dus verrukt op het gezicht van onzen schat, en ik vatte het plan reeds op om er ons Museum mede te verrijken, toen een noodlottige steen, door een inboorling geworpen, het kostbare voorwerp in Koenraads hand in stukken sloeg. Ik stiet een wanhopigen kreet uit! Koenraad greep mijn geweer en mikte op den wilde, die zijn slinger op tien meter van ons af nog in de hand had.

"Welzeker," antwoordde de harpoenier ernstig, "in visschen die men eet, en die men niet eet!" "Dat is de onderscheiding van een vraat," antwoordde Koenraad; "maar zeg mij eens of gij wel het onderscheid kent tusschen beenachtige en kraakbeenachtige visschen?" "Misschien wel, Koen." "En de onderverdeeling van die beide groote klassen?" "Ik heb er nooit van gehoord," antwoordde Ned.

"Weet gij wel Koen," zeide ik tegen mijn trouwen knecht die naast mij stond, "dat wij waarschijnlijk in de lucht zullen vliegen?" "Zooals mijnheer belieft!" antwoordde Koenraad. Welnu, ik moet bekennen, dat het mij niet onaangenaam was, deze kans te loopen.

En echter, 't leed was koen gedragen Vergeef dat woord van ijd'len trots; In ootmoed schiep zijn ziel behagen Hij droeg het, waard de hoede Gods, Die hem beschermde in 't golfgeklots, Het laaije vaartuig uitgeslagen, Die, voor den ingang van den nacht, De scheepsboot tot zijn redding bragt.

"Vriend Koen," was het deftige antwoord van den Amerikaan, "de papegaai is een fazant voor hem die niets anders te eten heeft." "En ik zal er nog bijvoegen," zeide ik, "dat als hij goed wordt klaar gemaakt, die vogel nog wel de moeite waard is."

"Komaan Koen," zeide ik, "nu hebt gij voor het laatst de gelegenheid om 2000 dollars in uw zak te steken." "Mijnheer zal mij vergunnen hem te zeggen," antwoordde Koenraad, "dat ik nooit op die belooning gerekend heb; de regeering der Unie kon even goed honderdduizend dollars beloofd hebben, zij zou er geen duit armer door zijn geworden."