United States or Malaysia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan zult gij daar de koppen uwer vijanden uit hun eigen dorpen halen. De naam der Kenjaoe's zal dan bekend en geëerd worden onder alle Dajakstammen tot ver in Serawak en in het land der groote Batang-Loepars!" Opgewonden juichten de toch al door den feestroes verhitte mannen deze toespraak toe. Onmiddellijk zou men tot de vervolging overgaan. Petinggi Datoek zond eenige vlugge jonge mannen uit.

Zij, die onder het huis stonden, staken met hun scherpe lansen door den uit latten bestaanden vloer, waarop de slapende bewoners lagen. Onmiddellijk klonk een hevig gekerm en geschreeuw uit het huis, dat weldra werd overstemd door het oorlogsgehuil der Kenjaoe's, die nu wisten, dat hun toeleg gelukt was. Daar stoof een Sibaoe met een parang in de hand de ladder af.

Toen ze gegeten hadden, stak Kees een pijp op en Marti rolde een strootje . De laatste vroeg: »Weet u precies den weg naar het land der Sibaoe-dajaks of moet u dien nog vernemen?" »Eigenlijk weet ik het nog niet. Ik hoop bij de Kenjaoe's gidsen en dragers te kunnen huren, die ons door 't gebergte zullen brengen." »Is dat de eenige weg?" vroeg Marti verder.

Vele Kenjaoe's versierden hun rottan hoofddeksels met de veeren, welke eens de Sibaoekoppen hadden getooid. Ze vonden, dat ze er nu veel krijgshaftiger uitzagen. Den volgenden morgen ging men op marsch. Wijselijk besloot men niet alleen op het pad te loopen, doch ook er naast in het bosch. Dan was de kans, om in hinderlaag te vallen, zoo goed als uitgesloten.

Geruimen tijd zwegen ze, in gepeins verzonken over de vriendelijkheid en de dankbaarheid der Kenjaoe's. Marti verbrak het eerst de stilte. »Het zijn toch bijna menschen, heer!" »Maar Marti; het zìjn menschen! Brave menschen met heel veel goede eigenschappen." »Ja, heer; maar dat koppensnellen bevalt mij toch niet meer." »Dat zullen zij ook wel afleeren. Hun hart is goed en trouw.

Voor hij dien avond in slaap viel, overdacht Kees nog eens het doel van dezen tocht. Was het wel verstandig, de Sibaoe's den volgenden dag aan te vallen? Dan zouden ze natuurlijk in verschillende richtingen vluchten en zich verbergen in het oerwoud. En dan zou men er zeer moeilijk, misschien in 't geheel niet, in slagen uit te vorschen, langs welken weg ze in het land der Kenjaoe's gekomen waren.

Daar hield hij in zijn hand een groot aantal onaanzienlijke steentjes, die hij echter dadelijk als ruwe diamanten herkende. »De diamanten!" zei hij opgetogen. »Laat de Dajaks het niet merken, heer," waarschuwde Marti. Kees keek eens naar de Kenjaoe's en bemerkte, dat ze hun schroom overwonnen hadden en langzaam naderden.

Kees, Marti en een aantal Dajaks, die de vluchtende achterhoede gevolgd waren, kwamen te laat, om nog aan het gevecht deel te nemen; de lichamen van doode en gewonde Sibaoe's bedekten ook hier den grond. Nu begon een weerzinwekkend tooneel. De Kenjaoe's begonnen hun gevallen vijanden te snellen. Ook voor gewonden was geen genade. Kees wendde zich vol afgrijzen af.

»Dat kan wel zijn," zei Kees, »maar ik heb het aan dezen Sibaoe te danken, dat ik mijn amulet terug heb." »Heeft u die terug, heer?" vroegen de Kenjaoe's, zichtbaar verheugd. »Ja, en je ziet nu meteen, dat mijn amulet den Maleier in 't ongeluk heeft gebracht," antwoordde Kees. De Kenjaoe's kregen langzamerhand een gevoel van bijgeloovige vereering voor den blanken man.

Doch Kees herinnerde zich, dat zijn vriend Verveer, de diamantzoeker, hem indertijd had gewaarschuwd voor uitgestrekte en in hooge mate ongezonde moerassen. Deze streken wilde hij dus liefst vermijden. »We kunnen in ieder geval doorvaren, zoolang de oevers nog heuvelachtig zijn en dan zien," besloot Kees. »Komen we nog bij de Kenjaoe's terug, heer?" vroeg Marti aarzelend. »Ik denk het niet.