Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
Zij was netjes en ijverig, stofte alle dag de vloeren, en het stof schudde zij op een hoop voor de deur. Op een morgen toen zij weêr aan het werk wilde gaan, vond zij er een brief liggen. Zij kon niet lezen, en daarom zette zij zoolang den bezem in een hoek, en bracht den brief aan haar juffrouw. Het was een uitnoodiging van de kaboutertjes om een kind ten doop te houden.
Maar zoo vaak kun je niet jarig zijn. Maatje zegt, maar eenmaal in 't jaar en een jaar duurt heel lang, hè tante?" "Zeker, heel lang, maar eet nu eerst jullie boterhammen. Vader heeft niet zooveel tijd." "Gaat u al zoo gauw weg, oom?" "Ja zeker, Door. Ik heb even mijn kaboutertjes hier gebracht, maar veel tijd heb ik niet.
Als Leni morgen plotseling bericht, dat "Slokop dood in haar hok ligt" of dat "Asschepoes een ei heeft gelegd," dan gooit Hansje Pansje misschien van schrik een heele kan met melk om." Het koffiedrinken liep verder zonder stoornis af. "Nu, kinderen," zei oom Karel een tijdje later, "ik moet weer weg, hoor. Ik heb in tijden niet zoo heerlijk gelachen. Waar zijn mijn kaboutertjes?"
De kraamvrouw lag in een bed van zwart ebbenhout met knoppen van paarlen; de dekens waren met goud gestikt; de wieg was van ivoor en de waschkom van goud. Het meisje stond peet, en wilde toen weêr naar huis gaan, maar de kaboutertjes vroegen haar dringend toch nog drie dagen bij hen te willen blijven.
De vrouw deed alles precies zooals de buurvrouw het gezegd had; toen zij de eierschalen met water op het vuur zette, zei de dikkop: »Ik ben wel zoo oud Als het Westerwoud, Maar nooit heb ik iemand water zien putten in eierschalen.« en hij begon te lachen. Terwijl hij lachte kwam er een heele troep kaboutertjes, die brachten het echte kind, zetten het bij den haard en namen het wisselkind weêr meê.
Hij begint, door er een tafreeltje van op te hangen, hoe gelukkig hij zou zijn geweest, indien hij "vader over een half dozijn jongens en meisjes ware," met in Edeling de gedachte wakker te roepen: "Ja, zoo'n troep kaboutertjes om je heen, dat is inderdaad heerlijk, daar heeft die Blankaart wel gelijk mee, hoe 'n geluk zou 't zijn, als nu op m'n ouden dag, zoo'n troep lieve kleinkinderen aan m'n knieën kwam spelen.... Handel ik eigenlijk niet heel dwaas en zelfs slecht met mij langer tegen Hendrik's huwelijk te verzetten?..." Na dit gedaan te hebben, verwijt hij Edeling bedektelijk, dat deze nimmer zijn kinderen "voor hun eigen kleine zaakjes" iets in 't midden liet brengen, noch, klaarblijkelijk, ooit God voor zijn "snelle kinderen" had gedankt en evenmin, ook al wist hij dat zijn kinderen iets beter inzagen dan hij, ooit naar hun inzicht heeft gehandeld.
"Morgen gaan we naar huis, hè tante?" "Goeden dag, goeden dag, feestvierende menschen!" hoorde men oom Karel dien middag plotseling zeggen. "Daar ben ik al. Waar zijn mijn kaboutertjes en waar is de jarige dame?" "Hier paatje," en Bob en Hans vlogen hun vader om den hals. "Ja, ja, kereltjes, hoe is 't met jullie? Druk aan 't feestvieren zie ik. Wel, wel Leni, is dat croquetspel een cadeau?
O, het klonk zoo bedroefd en steeds keek hij naar de kruk van de deur. Daarop begon hij te blaffen en zoowaar aan de deur te krabben. Toen riep ik hem. "Die ondeugende kaboutertjes! Willen ze de deur niet open doen?" zei ik.
Een moeder hadden de kaboutertjes haar kind uit de wieg genomen, en er een wisselkind voor in de plaats gelegd; het had een dikken kop, starre oogen en woû niets dan eten en drinken. In haar angst ging zij bij een buurvrouw om raad te vragen.
En het honingzwaar huis aan den stengel dat juicht Van geluk als ze binnen zijn vensteren buigt, Waar de blonde kaboutertjes oop'nen den rei Van den Mei, van den purperen Mei! O de beke de beke die huppelt voorbij, Of 't een spelensreê makkertje waar', Dat met grillige kransen van schaduw en licht Heeft doorvlochten het goudelend haar!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek