United States or Uganda ? Vote for the TOP Country of the Week !


AULUS: Heere bewaar me! wat kijkt onze Phaedrus ernstig. Zoo nu en dan slaat hij zijn oogen hemelwaarts. 'k Zal hem eens aanklampen. Wat voor nieuws is er, Phaedrus? PHAEDRUS: Waarom vraag je mij dat zoo, Aulus? AULUS: Omdat het er veel van heeft of je van een vroolijken Phaedrus tot een strengen Cato bent geworden. Zóó strak staat je gelaat. PHAEDRUS: Nu, daar is reden voor: ik heb juist mijn zonden gebiecht. AULUS: O! dan verwonder ik mij niet meer. Maar vertel me eens: heb je alles te goeder trouw gebiecht? PHAEDRUS: Ten minste alles wat me in den zin kwam. Eén ding slechts uitgezonderd. AULUS: En waarom verzweeg je dat ééne? PHAEDRUS: Omdat ik 't toch eigenlijk zelf nog niet zoo héél slecht kan vinden. AULUS: Dan moet dat wel een prettige zonde zijn geweest. PHAEDRUS: Of het een zonde is, weet ik niet: maar als je een poosje tijd hebt, mag je het wel hooren. AULUS: Ik wil heel graag luisteren. PHAEDRUS: Je weet hoeveel er onder paardenhandelaars, koopers en verkoopers, bedrogen wordt. AULUS: Ja, meer dan me lief is, want ik ben er zelf dikwijls de dupe van geweest. PHAEDRUS: Onlangs moest ik een tamelijk lange reis doen, maar die ook vrij veel spoed vereischte. Ik ga naar één van de paardenverhuurders, lang niet één van de slechtsten van dat soort; zelfs was ik met dien man eenigermate bevriend. Ik vertel hem dat ik een gewichtige opdracht heb, dat ik een flink en stevig paard noodig heb. Als hij zich ooit jegens mij verdienstelijk had gemaakt, dat hij 't dan nu moest doen. Hij beloofde dat hij met mij zou handelen zooals hij dat met zijn liefsten broer zou doen. AULUS: Misschien was hij ook wel van plan zijn broer te bedriegen. PHAEDRUS: Hij brengt me in zijn stal en zegt dat ik maar uit al zijn paarden moet kiezen welk ik wil. Eindelijk was er één dat mij meer dan alle andere beviel. Hij prijst mijn keuze, terwijl hij er een eed op doet, dat juist d

En toen zag ik dat het machinenaaisel was. Zou dat zijn wat ik met den zwaarsten strijd mijns levens gewonnen had? MEVR. ALVING. Noem het liever uw treurigste nederlaag. DOM. MANDERS. Het was de grootste overwinning van mijn leven, Helene; de overwinning op mijn eigen ik. MEVR. ALVING. Het was een misdaad jegens ons beiden.

Ik ben Theodoor Peeters beleefd en vriendelijk evenals ik het jegens al onze klanten ben; maar het is mijne schuld niet, dat de andere jongens zoo weinig weten te vertellen, terwijl Theodoor altijd iets geestigs in den mond heeft." "Gevoelt gij inderdaad genegenheid voor hem?" "Ik kan hem goed lijden, vader."

Ik zal haar evenmin ten laste leggen, dat zij zich dienstbaar stelt aan de gevoelens van haat der familie Burbank jegens mij, door onder eede te bevestigen, dat ik de bewerker zoude zijn van die ontvoering, waarvan ik eerst sedert mijne inhechtenisneming heb kennis gekregen.

Ik heb slecht jegens u gehandeld, omdat ik u schuldig waande; maar nu wil ik zooveel mogelijk het kwaad en de schade herkoopen, welke gij door mij hebt geleden. Laat uw toekomend lot u niet meer bekommeren. Ik ben reeds naar den bestuurder van den ijzeren weg geweest, om u in uwen post te Bolderhout te doen herstellen.

Het gezond verstand van hen, die men den bijnaam van Toleranten had gegeven, begon zich te verzetten tegen de Dordsche leerstukken; en hoe krachtiger de predikanten deze wilden handhaven, hoe sterker de tegenstand werd der voorstanders van den vooruitgang jegens de aanhangers van het behoud. Zie ook LORGION, de Herv.

Zoo kwaadaardig als een aap is jegens alle dieren, zoo lief en zacht is hij jegens kinderen of andere jonge wezens; de moederliefde der apen is dan ook spreekwoordelijk. Natuurlijk openbaart zich die liefde het sterkst jegens hunne eigen kinderen.

544. edel pant = reine jeugd; genit. epexegeticus: de stad van Amsterdam, de prijzenswaarde deugd van zelfbeheersching. Oude gewoonte, om alle gerechten tegelijk optezetten. 614. lage plaats, vgl. locus, afkomst, geboorte, stand. 625. mijnen = jegens mij, pron. poss. = gen. object; vgl. Granida, 1529b, A. 628. nam, = zou nemen, vgl. 1304.

Ze heeft voor den slimmeling geen woord van veroordeeling, doch ze betwijfelt of ze jegens Thoas wel zal kunnen veinzen.

"Indien gij bij jonkver Dakerha eenige goede woorden ten mijnen voordeele wildet spreken? Naar u zal zij luisteren-" "Onmogelijk!" antwoordde Robrecht met eenen zucht, "Gij begrijpt het, niet waar? Als eerlijk ridder moet ik mijne toekomende echtgenoote eerbiedigen en mijnen plicht jegens haar vervullen Tusschen jonkver Dakerlia en mij mogen geene betrekkingen meer bestaan.