Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 mei 2025


En seyt haer: Schoone maeght, ick sweere by mijn leven, En by het ridderschap my van den prins gegeven, Ick sweere by het pant dat ghy voor oogen siet, Dat u mijn trouwe ziel oprechte liefde biet. 560 'K en wil u, schoone blom, niet als een by-sit houwen, Ick wil u na den aert* van onse wetten trouwen, En tot een vast gemerck*, siet daer één eeuwigh pant, Draeght dat tot mijnder eer aen uwe rechterhant.

De schone tranen der liefde zijn meer waard dan haar glimlach. Mijn wee is mij een zoete pijn." Dit is het zuivere ascetiese sentimentalisme. Gelijk de Kristen eindelik zich op de beproeving verheugt, daar zijn verdienste in vindt, weet dat die een pant is voor een latere beloning, zo ook de liefhebbende minnaar. Door zijn liefdesmart verdient de minnaar de dank van »Merce", de genade.

Ick wachte voor mijn beste pant, Tot troost van mijn verdriet, Ick wachte vry een weerder hant; Maer u en wacht ick niet. Terwijl hem* dit gebeurt met wonder groot vernougen, 461 Soo koomt de nachtegael sigh by de vrijster vougen, En queelt daer uyte borst met soo een bly geschal, Dat haer* vermenghde stem verheught het gansche dal.

In het voorjaar van 1653 moest de Indische Regeering overgaan tot de benoeming van een Gouverneur van onze vestiging op het eiland Formosa , ter vervanging van den in 1649 opgetreden Nicolaas Verburg , die zijn ontslag had gevraagd en op wiens aanblijven blijkbaar ook geen prijs werd gesteld . Er was reden om voor het Bestuur van dit "costelijck pant", van dit Gouvernement "van overgroote importantie", een Compagnie's dienaar uit te kiezen van "bijzondere wijsheijt, discretie ende cloeckheijt" .

Sy grijpt haer in den arm,* sy kustse menigh-werven, 1285 Sy voelt een diepe vreught, en schijnter in te sterven, Sy gaet tot haren man, die sy van herten mint, En seyt hem: Weerde vrient, siet hier u eenigh kint; Hier is u weerde vrucht, die ick u heb gedragen, Daerom ghy hebt getreurt soo veel bedroufde dagen; 1290 Hier is het eenigh pant van onse soete* jeught, Ontfanght het nu ter tijt, en dat in rechte vreught.

Sy riep een van den hoop, en liet hem veerdigh draven, En liet, wat yemant stal, in eenigh velt begraven, 70 En dat of by een boom, een hooght of kromme bocht, Ten eynde men het pant by teyckens vinden mocht.

Maar waar geen oneer dreigde, zaten bruid en bruidegom op den grooten dag aan den bruiloftsdisch in glorie onder hun kroon: »Nogh is het niet genoegh; men hangt er groene kroonen Daer haar het weerde pant sal aan den dis vertoonen, De solder en de balk, de muren en het bed, Zijn met gestreckte palm aan alle kant beset

Wy hadden vry al meer tot onse straf verdient; Maer ghy zijt onse God, ons heyl, en ware vrient. 1320 'T is uwe gunst alleen, 't is u genadigh wesen, Dat wy uyt dese doot ten lesten zijn geresen, Dat ghy tot onsen troost dit wonder laet geschien, Dat wy ons weerde pant alhier in vreughde sien. Sy was, eylaes! gegaen, sy was gelijck verloren, 1325 Maer sy is wederom als op een nieu* geboren.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek