Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juli 2025


Soo veel d'rijcxraden, hooge ende lage officieren aangaet, de rijcxraden sijn soo veel als raden des Conincx, comen dagelijcx int hoff ende alle voorvallende saken den Coninck aendienen ; zij vermogen den Coninck in gene saken te constringeren, maer alleen met raet en daet te adsisteeren; dit sijn d'grootste naest den Coninck in aensien, continueeren, indien daer niet op te seggen valt, haer leven langh ofte tot den ouderdom van 80 jaren, gelijck oocq doen alle andere officieren aan 't hoff dependeerende ofte tot datse tot hooger staet geraken; alle stadt houders worden alle jaren, ende vordere soo hooge als lage officieren, alle drie jaer verwisselt; de meeste worden, om eenige fout die sij comen te begaen, binnen haer tijt gelicht, alsoo selden haer tijt volcomentlijck comen uijt te dienen; den Coninck heeft altijt overal sijn verspieders om van alles goede informatie van d'regeringh te nemen, soodat d'officieren dickmaels met d'doot ofte een eeuwigh bannissement besueren moeten.

....Hier weit het oogh in allerhande bloemen, De kunst verdooft de stof. ....Stoft d' Indiaan op d' endeloze rente Van 't vrolijck ooftsaizoen. Dat eeuwigh duert: het is hier eeuwigh lente. Geen kou verbijt dit groen. ....Dees veltzwarm ziet den dischbeemt nooit verdorren.

En seyt haer: Schoone maeght, ick sweere by mijn leven, En by het ridderschap my van den prins gegeven, Ick sweere by het pant dat ghy voor oogen siet, Dat u mijn trouwe ziel oprechte liefde biet. 560 'K en wil u, schoone blom, niet als een by-sit houwen, Ick wil u na den aert* van onse wetten trouwen, En tot een vast gemerck*, siet daer één eeuwigh pant, Draeght dat tot mijnder eer aen uwe rechterhant.

Acht my voor die ghy wilt, en dat ick wesen magh, 535 Ick ben een vyandin van alle vuyl bejagh.* Dat sal ick eeuwigh zijn. wel gaet dan elders jagen, Voor u en is geen kans mijn eere wech te dragen; Weet datter onder 't volck dat ghy voor heydens groet* Noch is een reyne ziel en onbevleckt gemoet. 540 Ghy dan, nadien ghy zijt genegen om te jocken*, Gaet naer het dertel hof, en streelt de sijde rocken*, Soeckt daer bequame* stof voor u ongure* vreught, En laet my 't edel pant van mijne reyne jeught.* Als 't wijf op desen toon de vrijster hoorde spreken, 545 Heeft sy haer peck-swart hair een weynigh op-gestreken, Als bly van dit gespreck.

Dat uurwerck speelt en draait u eeuwigh tegen En flikkert onverdooft. Dees zonnebloem volght met haar drijvende oogen De zon, haar bruidegom. Zy lonckt haar aan, van zuivre min bewogen En zoeckt zijn gunst alom. Wanneer haar lief zijn hooft en gouden luister Des avondts onderhaelt, Dus leentze noch den zonneglans by duister, Hoe diep hy nederdaelt....

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek