Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
In het hooge noorden van Noord-Amerika vangen de Indianen den Lepus Variabilis door, als hij in zijn hol is, in een spiraal er om heen te loopen; men acht daarvoor den besten tijd het midden van den dag, als de zon hoog staat en de schaduw van den jager niet zeer lang is. Op onzen terugkeer naar Maldonado volgden wij eene eenigszins andere richting.
Drie of vier mannen dragen groote pakken, die bij nader onderzoek rollen stevig bindgaren blijken te zijn, waaraan op bepaalde afstanden twee vederen of desnoods witte lapjes verbonden zijn. Dit zijn de "lappen" gelijk de jager ze noemt. Men begint nu op een zekeren afstand van den woudzoom deze verschrikkingsmiddelen te plaatsen.
Nu zei de vos tegen den wolf: »Kijk daar komt een mensch, ga daar nu maar op los, maar ik maak, dat ik in mijn hol kom.« De wolf ging nu op den mensch los. Toen de jager hem zag, dacht hij: »jammer, dat ik geen kogel op mijn buks heb,« hij legde aan en schoot den wolf den hagel in het gezicht.
Gauw dus gemaakt, dat ik linksaf uit de voeten kom, en een plaats vind waar ik mij schuilhouden kan!" Hij was geen jager of vallen-opzetter; maar hij wist toch, dat hij zorgen moest geen voetspoor achter te laten; en hij had ook wel eens gehoord hoe men doen moest om een spoor onherkenbaar te maken.
"Gy zult schieten zoo goed als een jager dat kan? Met het doel om te raken en te dooden? Werkelyk, de eerste hinde? Waarlyk? Zult ge?" "Ja, ja, ik beloof dat alles. En gy, Telasco?" "Kusco, ik beloof het u." Den volgenden dag lagen de broeders in hinderlaag, als den vorigen. Wel waren ze nu inderdaad jagers, die begeerig loerden op wild. Straks omklemde de linkerhand de slangenhouten boog.
Als de Zeehond in 't water plast en gedurende dit spel, waarbij hij dikwijls zorgeloozer is dan gewoonlijk, den jager aankijkt, dan fluit deze met den mond om hem nog argeloozer te maken.
De verf, die dik op zijn aangezicht gesmeerd zat, maakte het onmogelijk de uitdrukking er van te bespieden; maar de breed en min of meer naar beneden getrokken mondhoeken schenen aan te duiden, dat hij zich van den veel besproken jager een geheel andere voorstelling gemaakt had, waaraan zijn uiterlijke gedaante, zooals hij die thans vóór zich zag, volstrekt niet beantwoordde.
Toen sprak de jager: »ziet ge wel, heer waard, de goudstukken zijn voor mij.« De waard was ten hoogste verbaasd, maar de jager sprak: »ja meester waard, nu heb ik het brood, maar nu wil ik ook het vleesch er bij hebben, dat de koning eet.« »Dat wou ik wel eens zien,« zei de waard; maar wedden deed hij niet meer.
"Wat heb je?" vraagt de molenaar, toen hij wederkomt. "Wat ik heb? Ik heb niets goeds gezien. Daar ginder op de Stemhager stadsweide komen er twee aanrijden; en ze glinsteren zoo; dat zijn zeker Fransozen; en als die hier het paard van een Franschen jager met zadel en toom hadden aangetroffen, zouden ze niet vriendelijk met ons gepraat hebben." "Gij hebt gelijk," zegt de molenaar.
Weldra zag hij een troep van elf stuks, drie jonge mannetjes met kleine tanden en wijfjes, waarvan drie ieder met een jong. Twee van die laatste hadden geen tanden; de zwarten wezen er den jager op en schudden het hoofd onder het herhalen van het woord: "Mariri!" Dien naam geven ze aan de wijfjes zonder tanden, die bekend zijn om haar boosaardigheid.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek