Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij lagen geheel anders dan aangegeven was op de oude kaart van Kerkhoven van 1884, wat ook geen wonder is, gezien het ambulante karakter der Papoea's. Eén hutje kwamen we voorbij, waar een man en een vrouw ons, half verscholen in het geboomte, begluurden; ik vroeg me af, wat er wel moest omgaan in dit paar der wildernis bij het zien voorbijtrekken van zooveel onbekends, zooveel angstwekkends.

En de duizend uren gingen voorbij, en Paul kwam weer op een' avond in een reusachtig bosch, in een bosch zonder einde. "Nu zal ik er zijn," dacht hij, "maar waar moet ik nu wezen?" Daar zag hij licht door de boomen schemeren. Hij stapte er op af en ja daar stond een onnoozel klein, oud hutje, een vervallen hutje, en in dat hutje zat een vervallen vrouwtje.

Toen de ganzen over dat groote buiten vlogen in den vroegen morgen, was er nog geen mensch op. Toen ze daar zeker van waren, daalden ze tot dicht bij het hondenhok en riepen. "Wat is dat hier voor een klein hutje? Wat is dat hier voor een klein hutje?" Dadelijk kwam de hond uit het hok, woedend, razend, en schold ze uit. "Noem jelui dat een hutje? Jelui schooiers!

En het hutje was zoo klein, dat de vos hem zonder eenige moeite zou kunnen pakken. Maar op dit oogenblik was hij niet ongewapend. Haastig streek hij een lucifer aan, stak die in het werk en toen dat in brand vloog, gooide hij het op den vos. En toen 't vuur hem raakte, werd de vos door een waanzinnigen schrik aangegrepen.

Door den honger gekweld, begaf hij zich naar eene boerderij in Languedoc, om een bete broods te vragen. Daar gaf men het kind wel, wat hij wenschte, maar zorgde er tevens voor, dat hij naar het College werd teruggezonden. Van zijn kluizenaarsleven in een hutje aan de zee kwam dus voorloopig niets. Toen hij wat ouder geworden was, ontvluchtte hij het College ten tweeden male.

Veel van die erfjes zijn met vruchtboomen beplant, als moestuin aangelegd; en de tuiniers zijn er aan het werk, terwijl hier en ginder, onder een afdakje, een vrouw te voorschijn komt om den trein na te kijken, en een paar naakte kinderen die met jonge geitjes sollend, op een draf naar de heg geloopen komen, krijschend van pret. Nu verdwijnt het gehuchtje, het laatste eenzame hutje verdwijnt.

In het hutje van de twee arme menschen heerschte dien avond groote blijdschap. Jan en Karel werden hartelijk door den orgeldraaier en diens vrouw bedankt. "Morgen zullen we een tent voor u bouwen, Mietje," zei Jan. "En Vader wil u al het noodige voorschieten, om alles te kunnen inslaan. Wacht maar, u zal eens zien, hoe 'n mooie tent wij zullen maken." De jongens keerden naar huis terug.

Nu stonden dezen, rustige rijken, in het inzicht van het hutje, onder de wijde kappen uit te kijken. Nieuwsgierigen waren op de tonnen geklommen en op de stapels koopwaar onder de karavanserai gestapeld, er waren er die om voorbij de anderen te kunnen zien, den voet vooruit hadden geplant op de ruggen van de suffende ezels. "Voil

"Ach," zei de vrouw, "'t is toch naar, hier altijd in een hutje bij een' mesthoop te wonen, dat ruikt zoo vies, je hadt ons toch een klein huisje kunnen wenschen. Ga nog heen en roep hem weerom, zeg, we wenschten ons een klein huisje, hij doet het wel." "Ach," zei de man, "waarom zal ik er nog heengaan?"

Aan de eene zijde van de lage deur was een mesthoop en aan de andere een klein plekje bouwgrond met eene oude scheeve schutting er om heen. Nergens in de buurt verder een huis: eenzaam en stil lag het hutje daar. "We zijn er," zei de koe nog eens, toen Gustaaf stom van schrik bleef zitten. "Hier?" riep Gustaaf, "dat kun je niet meenen, 't is te leelijk!"