United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Komt de Keizer?.... Wie weet.... Vooruit, vooruit! drongen de choragi, de dominus.... De twee jongens, in hun kamertje, zaten weêr neêr. De dominus had de maskers op het tafeltje gelegd. Jongens, zei de dominus bleek Gymnazium en hare tonstrix waren de anderen bezig te kappen. Maar Cosmus verscheen, met zijn slaaf, die de verven bracht. Nu niet meer denken aan den beer.... Neen, dominus....

.... en nam de costuums meê, om ze te brengen in de parascæna. De jongens wieschen zich aan het kraantje. Maar Thymele, de beroemde danseres, kwam aan, met Gymnazium en de tonstrix achter zich. Jullie waren prachtig, jongens, zei Thymele; maar maak nu, dat je weg komt, vlug! We waren goèd, ? bluften de jongens, zich poetsende.

Maar Cecilius riep: Dan zoen ik de tonstrix, omdat ze me zoo mooi heeft gekapt! En hij omgreep de lief lachende tonstrix en zoende haar: zij gierde van pleizier en zoende terug. En wat nu met mij? riep de voormalige, de dikke Gymnazium. Waarachtig, ik word niet meer gezoend. Nou, dan zoen ik ook maar niet meer! En zij deed of zij er treurig om was, voor de grap.

Mijn caterva!! schreeuwde en snikte steeds de dominus: de tweelingen hingen, jammerend ook, aan hem en schreeuwden en snikten en plots, omhelsde hij hen razend, met een gil, tegen zich aan en zij schreeuwden allen en gilden; de meiden van Taurus en Gymnazium en de Alexandrijnsche kreten als katten met een zelfden uitroep, als van woedende smart, tegen de goden, maar Taurus hief hoog de gebalde vuisten en schold schuimbekkend tegen de ædilen....

Naar wiè? vroeg Plinius. Gymnazium!! schaterlachte Martialis. Ik kèn haar, met haar kapster! Ja, edele vriend, in de Suburra zijn antieke gewoonten èn antieke bijnamen behouden gebleven.... Of, zei bedenkend Cecilius; hij eet misschien bij Nilus, den Egyptenaar.... De cliënt nam van alles notitie, ging reeds. Wij wonen.... riep Cecilianus hem achterna.

Wachten we nog, tot de regen op houdt.... ried de dominus aan. Het druppelt alleen nog maar wat, zei Cecilius. .... Ja, zei Cecilianus, hand buiten de portiek; het druppelt alleen nog maar wat. Vooruit dan, spoorde Nilus aan. Gymnazium op den ezel! Gymnazium op den ezel! klonk het van alle kant. Gymnazium, door Nilus geholpen, geheschen, poogde zich op den ezel te zetten, Amazone-gelijk.

Toen was Gymnazium gekomen, met hare tonstrix: er was over de kapsels te doen geweest in de kleine kleedkamertjes achter het proscænium; toen was Cosmus gekomen, de beroemde geurwerker, die zorgen zoû voor de zalven, blanketsels en poeiers; van alles werd nota genomen....

Meer dan goed, zei Gymnazium, en de tonstrix, lief lachje: Wat zagen ze er sch

De stortregen stroomde reeds den geheelen dag. Langs de goten van de Suburra golfde het water als met twee klotsende rivieren, links en rechts, snel vlietend, de nauwe, hellende, kronkelende straat over, haar groot, gebarsten plaveisel overstroomende, mede voerende allerlei afval, tot juichend pleizier der straatjongens, die naar welbehagen beenderen en graten en groente-overblijfselen er uit op vischten en er elkander meê om de ooren kletsten. De straatjongens, zij hadden dien regendag geheerscht in de Suburra, om die overstrooming der goten, gescholden door hunne moeders, die hen van uit de donkere deuren der kleine winkeltjes en kroegen terug wenkten en allerlei vervloekingen der goden riepen over de hoofden harer onbetrouwbare boefjes. De deerne Gymnazium zoo bijgenaamd, omdat zij in jeugdiger dagen een leerschool geweest was voor jonge athleten en gladiatoren had een blik naar buiten gewaagd, een paar woorden toe schreeuwende aan haar slavin, de kapster, die zij over haar huisje in haar kapwinkeltje had geïnstalleerd, als tonstrix, om zoo meer profijt van haar te trekken, en zich daarna op haar breede rustbank gevlijd, genietende den zwoelen Aprildag van regendoorruischte rust. Vreemdelingen, om rond te leiden, dien middag, zouden de Suburra met d