United States or Antigua and Barbuda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij beiden zijn ruiters, gij Vlaming, ik Duitscher, wij reizen op uitdrukkelijk bevel van den hertog, om de ketters dezer landen tot het heilig katholiek geloove terug te brengen, door het verkoopen van gewijde voorwerpen. Aldus zullen wij overal binnendringen, bij de groote heeren en in de rijke abdijen. En daar zullen wij rijkelijk onthaald worden. En wij zullen hunne geheimen ontstelen.

En opdat niemand geloove, dat ik die gunst wil, als iemand, die geen verhalen kent, verzoek ik tot nader order steeds de laatste te zijn.

En, om de waerheyt te seggen, my dunckt dat uwe redenen al vry wat slots hebben.* Maer onderentusschen soude ick misschien wel by exempelen konnen bewijsen, dat de 1940 man het wijf, ende het wijf den man tot den waren geloove eyndelick heeft gebracht; het welck dan nootsakelick een groot vernugen* moet geven ter wederzijden. Soph.

Geloove niemand ooit, Dat adel buiten 't edel hart kan leven: Wien konings hoogheid tooit Blijft laag zelfs, zoo niet Deugd zijn hart doordringt, Dat kaatse als water 't beven Van sterrenglans die uit den hemel blinkt. De Schepper straalt voor 's hemels Intellekten In klaarder gloed dan voor ons oog de zon.

Tot even voor de reformatie vertoonde men noch te Dokkum van dezen Bonifaas zyn herssenpan, Bisschops staf en andere overblyfzelen; dat zy het volk wilden doen gelooven. Omtrent den jaare 769 was in Friesland een dapper en geleerd edelman, genaamt Feye Forteman; welke namaals Veldoverste onder Karel den Groote wierd, en die zich mede tot het Christen geloove bekeerde.

Maar wat doet gij daar? Ik prent bijbels, antwoordde Simon. Want als ik, om vrouw en kinderen te spijzen, 's daags de booze en wreede edicten Zijner Majesteit drukken moet, 's nachts ben ik de zaaier van 't echte woord Gods en herstel ik het kwaad, dat ik bedrijf in den dag. Gij zijt braaf en moedig, sprak Uilenspiegel. Ik heb het geloove, antwoordde Simon.

Men noemt ze Isegrims, dit is wolven, en zij verdienen het wel, zij, die niets betrachten dan het vrije volk van Vlaanderen te verslinden. Meent gij dat zij verzadigd zijn?" "Dat geloove de duivel indien hij zich wil laten bedriegen!" riep Burchard.

Het zijn zij, wier vaders en grootvaders om den geloove bespot werden, de Haugianen, ijverige, godsdienstige menschen, door werkzaamheid tegen de verdrukking in tot welstand gekomen. Maar naarmate de welstand toeneemt, verandert godsdienstzin langzamerhand in huichelarij, spaarzaamheid in geldgierigheid.

Eindelijk antwoordde zij langzaam en zacht, maar met vastheid: »Al zou ik ook de hand van Frits niet meer kunnen aannemen, ik zou de achting voor mij zelve verliezen, zoo ik antwoordde, dat ik zijne rechten op mij verouderd geloove, dat ik mij vrij acht, zoolang ik geene zekerheid heb dat hij niet meer leeft of zelf eene verbintenis heeft aangegaan, die onze scheiding voltooit."

Geloove dit die wil, ik niet: ik kan het mij zelven niet wijs maken, wanneer ik de geschiedenis naga van zoo vele droogmakerijen, als vroeger in ons Gewest van Zuid-Holland ondernomen werden.