Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eindelijk ontwakende, richtte hij zich met geweld op en riep: "Mijn zoon, mijn zoon! gij begrijpt uw geluk niet. Niet alleen van martelie zijt gij gered, maar insgelijks van allen smaad, van alle schande. De vloek, die over ons geslacht hangt, eindigt bij den dood ... gij zijt dood, mijn zoon!" "En ik heb geen bloed vergoten!" galmde Geeraart met opgetogenheid uit.

Met onzekere, doch snelle stappen doorliep hij de straten, die van de Vlierstege naar zijne woning leidden, kwam eindelijk, eer hij het nog bemerkte, bij de Stadvest en klopte aan eene deur, die bij klaren dag, door hare bloedroode verf, het huis van den scherprechter aanduidde. Zoo haast de knecht opendeed, vroeg Geeraart: "Welnu, Jan, is de Schout hier geweest?" "Ja, hij gaat daareven weg.

Gedurende den tijd, welken de twee gelieven aan die samenspraak gesleten hadden, was Frans met werken voortgegaan, zonder veel acht op zijne zuster en Geeraart te geven; doch nu zijn naaikussen afgemaakt was, begon het waken hem schrikkelijk te vervelen. Met zijne lamp tot bij Lina komende, sprak hij: "Sa, Lina, ik heb grooten vaak en zou gaarne gaan slapen.

Het noodlottig uur is gekomen, morgen, ja reeds morgen zult gij uwen ongelukkigen Geeraart met het moordzwaard in de vuist op het schavot zien. Daarom is de hand, die den doodslag geven moet, koud als ijs. Daar, voel!" En hij reikte eene lijkvervige hand aan zijne vriendin. "Mijn vader ligt ziek te bed," voegde hij er bij, "en de Schout heeft mij bevolen, morgen den schipper Herman te rechten!"

Weet gij wel, Geeraart, dat gij mij uwen gewissen dood aankondigt? en dat gij mij zegt: dezen avond zal mijn lichaam door eene razende menigte aan stukken getrokken worden, en gij, mijn vader, zult mijne verstrooide ledematen op het Galgeveld niet meer vinden; want men zal mij verpletteren en scheuren, en mijn lijk zal onder de voeten van het volk gemalen worden.

Gij moest aan Geeraart zeggen, dat hij morgen wat vroeger kome." Ofschoon Geeraart nog veel aan zijne vriendin te zeggen had, wilde hij echter den goeden Frans zijne nachtrust niet ontrooven; hij nam zijnen hoed, en zich bereidende om uit te gaan, zeide hij: "Frans, ik moet morgen op het schavot een mensch het hoofd afslaan."

Terwijl Geeraart zich naar de Vliersteeg spoedde, zat Lina met hare moeder bij de schouw aan het kantwerken; daar zij uit spaarzaamheid slechts één licht branden wilden, hadden zij hare lichters dermate geschikt, dat zij met het aangezicht naar elkaar gekeerd zaten. Wat verder, aan de andere zijde der kamer, stond een timmermanswerkbank, waarbij de arbeidzame Frans bezig was met iets te timmeren.

Er hoefde niets meer om de razernij der menigte te ontsteken; het medelijden gaf in zulk oogenblik eene verf van edelmoed aan de gewelddaden, die zij wilde plegen. "Slaat dood! Slaat dood den menschenpijniger!" was alles wat men hoorde. Steenen vlogen om het hoofd van Geeraart; doch niet menigvuldig, want steenen waren er weinig op het Galgeveld te vinden.

Zijne stem brak allengskens en verdoofde zich ten eene male, doordien eene al te groote aandoening hem het harte schokte. Geeraart hield zich vastgeklemd aan het magere lichaam zijns ouden vaders en bracht slechts onderbrokene dankzeggingen voort; want hij kon, in dit oogenblik van verrukking en blijdschap, moeilijk woorden vinden om zijn gevoel uit te drukken.

De veroordeelde Herman, in zwart lijnwaad gekleed, zat met eenen priester achter in het ruim van den wagen; Geeraart met het groote zwaard bevond zich nevens zijnen knecht op den voortrein. Zeggen wat er in het hart van den jongen beul omging, ware niet mogelijk, vermits zijn gelaat niets getuigde; hij hield zijne blikken nederwaarts gevestigd en bezag het volk niet.