Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 10 mei 2025


Enkele malen moeten wij beken met hooge steile oevers doorwaden, hetgeen mede niet zonder bezwaren gaat. Omstreeks den middag barst een hevig onweder los; felle donderslagen knetteren boven onze hoofden, en de regen valt bij stroomen neder. Lejanne en ik zijn tegen dien zondvloed beschermd door twee ponchos van waterdichte stof, de eenigen van die soort, welke wij te Neiva konden vinden.

Door der boomen breede kronen Gaat de wind met zachten gang, En de vogels die er wonen Maken een verliefd gezang; Eén, met luider orglen wil er Anderen, die, met zwak getriller Sjirpen naar het bekje staat, Overstemmen, maar wordt stiller Als mijn nade'ring zich verraadt. Zie , waar de blanke plassen Spiegelen der wolken tocht, Tusschen paarse heigewassen Wolfsklauw, die naar water zocht,

Wie beroofde ons in 1877 van onze vrijheid, en gaf ze ons eerst terug, toen wij de Engelsche huurlingen van den Amajuba hadden gehaald? Wie anders dan Engeland?" »Ge noemdet daar Cecil Rhodes," gaat hij voort op langzamer toon. »Zeker, Cecil Rhodes is een man met een ijzeren wil en groote gaven, doch als zulke menschen den verkeerden weg opgaan, dan zijn zij dubbel gevaarlijk."

"Laad dan den mijne op u!" roept het meisje uit, en terwijl zij vlak voor haar duena gaat staan, vervolgt zij met vlammende oogen: "Waag het, een woord van dit alles aan wien ook te zeggen, voordat ik het u beveel, en ik vertel mijn vader, dat vier jaren geleden, toen gij meendet, dat ik nog te jong was, om op staatszaken acht te slaan, gij, voor twee duizend kronen, den jongen Brederode hebt gewaarschuwd, zoodat hij Brussel kon ontsnappen om gevangenneming en terechtstelling te ontgaan!"

Maar weinigen hebben daarheen thans den boog des geestes gespannen, daar de meeste heeren wreed en despotiek zijn geworden. Achtste Vertelling. Sophronia geloovend de vrouw te zijn van Gisippos wordt die van Titus Quintius Fulvius en gaat met hem naar Rome, waar Gisippos zelf arm aankomt.

"Als ik dat doe heb ik er berouw van, hoop ik," antwoordde Ophelia en liet vinnig hare breinaalden ratelen. "Ik ook," zeide St.-Clare, onder het schillen van een sinaasappel. "Ik heb er op den duur berouw van." "Waarom gaat gij er dan mede voort?" "Zijt gij nooit voortgegaan met kwaad doen, nadat gij er al berouw van hadt, goede Nicht?"

En zoo gaat het program voort zich te ontplooien wijd en breed, als de rivieren van Nederland, die op hare wateren een gansche vloot van schepen dragen.

Eensklaps bevinden wij ons te midden van een echt landelijk tafreel, eene liefelijke idylle, waar het malsche groen onze oogen verkwikt en wij weder de landlieden op den akker zien; waar geene afschuwelijke geluiden de heerlijke stilte verbreken en het helsche geknars en gestamp der machines niet wordt gehoord; waar de grond niet is bedekt met eene vuile laag van modder en roet, en Gods lieve zon niet schuil gaat achter stinkende kolendamp.

Ze ontstelde er ook van, weigerde met: "Nee, nee ... laat me maar even rusten, dan gaat 't wel weer...."

"Houd hem maar vast, dan zul-je eens zien, hoe ik er van door ga. Je zult er van staan te kijken." Karel lachte. Hij wist wel beter, want in het laatste half uur had hij de moeilijkheden pas goed leeren kennen. "Je hebt praats genoeg," zei hij. "Stap er maar op, dan zul je eens zien, hoe gauw je tegen den grond ligt. Zóó gemakkelijk gaat het niet." Jan stapte op, en Karel hield het zadel vast.

Woord Van De Dag

karvrachten

Anderen Op Zoek