United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Een deel van Edens teelt, gewoon zich te onderscheien Als 't Godlijk menschenkroost, zag Kaïns dochters reien, En 't sloot zijn boezem niet voor hare aantreklijkheên: Het Eden, 't Englendom, de Hemel, God, verdween! Elpine was nog niet; en echter, zy bezweken. Zij vielen op die prooi, als in dees lager streken De havik op de duif.

Niet licht zal men zich uit dit voorgedeelte een denkbeeld maken van 't geen ik met Segol of zijne Zilfa voor heb; en misschien weinig beter, wat gewichtigen rol de ongelukkige Elpine of haar hooge minnaar te vervullen heeft.

En wat was ook natuurlijker, wanneer men eenmaal vasthoudt dat het aartsvaderlijk gezin zich reeds in Arbal bevond, dan deze beweging aan Elpine toe te schrijven, met de bedoeling van zich weder onder de hoede van haar pleegvader Methusalah te begeven, om in zijn schoot den ontzachlijken vijand van haar rust te vergeten, die haar verleid had om in zijne liefde te deelen, en bij wien het denkbeeld rijpte van zich in opstand tegen God te begeven.

Of gy, gy zult met my den heilstand uwer vaderen Hernemen. Hemellucht zal stroomen door uwe aderen, En, door mijn' arm hersteld in 't leven zonder dood, Zal Godlijk Englenkroost ontspruiten uit uw' schoot. Doch hoor my! 'k zal u meer, en wonderen, verhalen. "Elpine! 't Is één stam, waar uit wy beide dalen.

Ginds gruwbaar ongeloof met bygeloof gesteven, En God verloochend om voor 't ijdel niets te beven; Of de inspraak van het hart versmoord door razerny Van driften; ja, de deugd gedoemd als huichlary. Ik ging! Maar ach! Elpine, ik, voelde my gekluisterd Door wondre tooverkracht.

Een anderen strijd vindt men tusschen het ontwerp van D.C. en hetgeen B. zelf in zijne voorrede zegt: dat men zich niet licht uit dit voorgedeelte een denkbeeld zal maken "wat gewichtige rol de ongelukkige Elpine of haar hooge minnaar te vervullen heeft". Hoe toch kon B. de rol van Elpine gewichtig noemen, indien zij verder in het gedicht tot niet anders bestemd was, dan om een kind ter wereld te brengen en in het kraambed te sterven?

Toestand van Semeaza tusschen de Reuzen, die hij wenscht te beschermen, en Elpine, die hij niet durft naderen en die hen met Segol bestrijdt. Hij beweegt zijn broeder en boezemvriend Fuäl, dat hij tot Elpine nadere, en haar smeeke om hem gehoor te verleenen. Bede daartoe strekkend, vol ontzag en ootmoedigen aandrang door Fuäl, om Semeaza, voor Elpine uitgestort. Vergeefs!

Maar ziet! terwijl Elpine, in barensnood, op den oever des doods verkeert, dalen Engelen neder, en dragen haar in Eden met haar kind, waar het in den schoot van Henoch, even als zij boven den dood verheven, zal worden opgevoed: in dat onbereikbaar Eden, waar Semeaza voor eeuwig uit gebannen is! Nu kent zijn razernij geen palen meer: hij stoot Fuäl van zich af; en er is niets meer dat hij ontziet.

Hun jamm'ren, met één woord; en waarom die herhaald! ô Oogenblik van lust, wat werdt gy duur betaald! "Maar, dierbre Elpine, ik heb nog andre ramp te melden. 't Waar weinig, zoo de ploeg moest snijden door de velden, En 't voedsel door de spa' gedolven uit het zand, De prijs des arbeids was van de onvermoeide hand.

Of 't innig plichtgevoel aan 's levens ader knaagde; 't Zij dat de Godheid-zelv dien invloed wederhield Die 't hemelzalig mensch- en englendom bezielt; Iets schriklijks scheen in eens zich op 't gelaat te spreien. Elpine schokte, en wilde, en ach! zy kon niet schreien. Haar tong verstijfde. Wat schrikbre bliksemstraal, Wat donder op dit hart! ô laat my, laat my sterven!