Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 oktober 2025
Of waar, nadat in een aanval van woede de wanhopige Iö het tooneel verlaten heeft. het daarop volgend koorgezang het geluk van den sterveling die met zijns gelijke paart, bezingt en het lot van door Zeus bemind te worden afbidt. Ook die troostende toespraak die Elpine uit het "boomloof" als toewaait , herinnert de vertroostende ontmoeting die Iö te Dodone bejegent:
Maar intusschen, terwijl dit wordt voorbereid, zijn de maanden van Elpine vervuld, en Semeaza, zoo hij al, in dit uiterst oogenblik, het verbod van haar te naderen overschrijden wil, ondervindt dat hij het niet vermag: sinds met den zegen de kus van den stervenden Methusalah op haar hoofd gedaald, dit met de glanskroon der verheerlijkte boetvaardigheid voor altijd omgeeft.
Aan het hoofd van dien opstand zou men een dier Paradijsgeesten zien treden, den verleider van Elpine, eene Kaïnietische maagd door Methusalah in 't geloof aan den eenigen waren God opgevoed.
Het kroost der englen zal met dat der stervelingen Niet wriemlen over de aard. Met deze woorden worden niet de Paradijsgeesten bedoeld, als D. C. meent, maar de Reuzen uit de Paradijsgeesten gesproten; welke geesten hier door den minnaar van Elpine met trotsche zelfverheffing "Engelen" genoemd worden: verg. vs. 405, volgg. IIe Zang, vs 416, bl. 26, rl 6 v. o. Zijn open oog vertrok.
Hij zegt daar tot Elpine, van de Reuzen sprekende: Het lot der dierbre vrucht, die mij uw schoot belooft, Verbindt me aan hun belang: Ik stel mij aan hun hoofd: Hun zal ik en die Gâ, die 'k eeuwig zal beminnen, Het erfgoed van hunn' stam, het Paradijs herwinnen.
Deze haar minnaar moest zich, als vader van het uit haar te verwachten kroost, aan het belang der Reuzen verbonden gevoelen; en uit verschillende aanduidingen in het bestaande fragment aanwezig, blijkt, als door D.C. is opgemerkt, dat Elpine in bloedverwantschap moest staan tot Segol, het opperhoofd der Kaïnieten, die, zoover als het dichtstuk loopt, voorkomt als de gelukkige handhaver des menschdoms, tegen de overmachtige dwingelandij der Reuzen; die, in dezen kamp kennelijk door God beschermd zich gezind toont Hem te dienen, en, daar waar het fragment eindigt, op het punt staat eene goddelijke openbaring te ontvangen.
Hij keert met hen terug tot degenen die hij, bij den Frath, door de pest aangetast heeft achtergelaten; die hij nu, door het onderricht en den zegen des Aartsvaders met hooger wetenschap en krachten begiftigd, en door Elpine bijgestaan, in staat is te genezen. Het leger in Hemath vindt hij in afgodische zegefeesten vervallen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek