Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 oktober 2025
Ik nader, en ô God, Gij zaagt het, ben ik schuldig, Wanneer ik in uw werk uw blijkbre Godheid huldig; Aanbidde, en neêrstort, en in de onmacht van mijn' gloed Mij-zelv' en u vergeet, en aardsche lusten voed'? Elpine! 't was geen kus, in sluimring opgedrongen! 't Was, van uw maagdlijk hart de grendels afgewrongen!
Immers door een pijl der Lust Moest Zeus voor u ontgloeien; en der minne juk Met u vereend te dragen is zijn wensch. Doch gij Versmaad, o kind! dit hooge huwlijksleger niet; Maar ga waar Lerna op haar welig grastapeet De driften weidt uws vaders. Dat uw aanblik daar Het godlijk oog verblijde dat u smachtend zoekt. Met vindt hier als den oorsprong van hetgeen onze dichter van Elpine zingt:
De Raad Gods wordt aan de Hemelingen bekend gemaakt, en de bevelen gegeven tot de naderende ontknooping. Schijnbaar welgelukken van den hemeltergenden aanval: instorten der rotsen, waarlangs Eden beklommen wordt. Reeds meent Semeaza meester van Eden en van Elpine te wezen. Onthulling der ontzachlijke Engelenwachten, waar de Reuzen op aandruischen met vruchtelooze woede.
Eene vrouw is met hem, die boetvaardig tot zijn schoot is teruggekeerd, en nu zijn stervenssponde bekleedt; het is Elpine, van wier nauwe betrekking tot hemzelve Segol hier onderricht wordt, en wier bescherming hij, als haar broeder, op zich neemt.
En, zwoert ge uw' God niet af, voor 't minst, gy sloot Hem 't hart, En blindling stort ge 't hoofd in 't net dat u verwart. Maar wie ontbreekt hier by uw avondfeestvermaken? Elpine Elpine-alleen, onvatbaar vreugd te smaken. Elpine, uit Kaïns stam, maar opgevoed by Seth En met geen godendienst, geen wulpsche lust besmet.
Zoo meent zij die haar onbekende vrouw, die zij als haar mededingster in het hart van Segol vreest, te overwinnen; die vrouw die zij niet te zien krijgt; die zij niet zien zal, en van wier bestaan Segol haar onkundig laat: want omtrent het lot van Elpine is hem door Methusalah het zwijgen opgelegd. Segol, nu van zijn goeden engel verstoken, bezwijkt en stemt toe.
Maar de geheele persoon van Iö, de tweede hoofdpersoon in het treurspel van Eschylus, heeft overeenkomst met die van Elpine; en dit kan geene bevreemding wekken, wanneer men bedenkt, dat haar verhouding tot den Paradijsgeest, die haar door zijn min rampzalig gemaakt heeft, dezelfde is als die van zoo vele sterfelijke vrouwen, waar de grieksche mythologie van gewaagt, die tegen haar wil door de goden bemind zijn, en wier toestand zoo aangrijpend door Eschylus in Iö is voorgesteld.
Segol, die in Elpine zijn goeden engel aan zijn zijde heeft; die hem als eene Velléda op zijn heirtocht vergezelt, en ook thans in hem de hoop levendig houdt, dat God te zijner tijd hem Zilfa zal terug schenken, Segol blijft tegen den verleidelijken aanval standvastig. Geen vrede met de vijanden zijns Gods!
D. C. veronderstelt, dat Elpine als de volle zuster van Argostan, Segols halven broeder, zou zijn erkend geworden; maar hetgeen B. zelf heeft te kennen gegeven, doelt op een nauweren band tusschen Segol zelf en Elpine.
Het boomloof wordt bewogen, Een adem, als een wind, met leliegeur bevracht, Omfladdert ze en hergeeft haar de uitgeputte kracht. Een zachte en teedre stem, gevoeliger voor 't harte Dan merkbaar voor het oor, sprak: "Smoor uw boezemsmarte, Wees kalm, Elpine: uw lot verandert. Wees gedwee, Ik waak, ik zweve om u: ik, oorzaak van uw wee." Ze ontzet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek