Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juni 2025


Argostan stond alleen Onschokbaar, bracht een heir van strijders op de been, En ging dien vijand op zijn' eigen grond bestoken. Van Hiddekel en Frath naar Hemath opgebroken, Zwoer al wat moed bezat en op zijn krachten fier, Het juk versmaden dorst, Argostans krijgsbanier.

Argostan toont op deze plaats, en vs 630. volgg., het gerucht aan te nemen dat aan de Reuzen een verwantschap met hoogere geesten toeschreef, maar alleen om die geesten, wie ze ook zijn mogen, te trotseeren. Van daar de tweespalt tusschen legerhoofd en leger, die met het verslaan van Argostan en de daaruit voortvloeiende onderlinge slachting onder het leger eindigt.

't Was fiere Segol, stoutste uit Kaïns Legergrooten! Argostan was met hem uit éénen schoot gesproten, Aan de eigen borst gezoogd, maar dappren Zimdrachs zoon; Hy, telg van Omra, die in Beth-ur had geboôn. De dood zijns broeders bracht zijn jeugdig bloed aan 't koken. Geen slaap had sints dat uur zijn heldenoog geloken.

Hier volgen dan de gebeurtenissen waar het eigenlijk onderwerp van den Epos zich aan vastknoopt, en die men aandachtig in het fragment volgen moet, zal men zich een juist denkbeeld maken van de voortzetting van het geheel. Tegen de tyrannieke eischen der Reuzen is het dat Segols broeder van moederszijde, Argostan, aan het hoofd van een Kaïnietisch leger zich verzet.

D. C. veronderstelt, dat Elpine als de volle zuster van Argostan, Segols halven broeder, zou zijn erkend geworden; maar hetgeen B. zelf heeft te kennen gegeven, doelt op een nauweren band tusschen Segol zelf en Elpine.

Hier had, ter rechter zij' van Rigons zoute vlieten, Argostan, opperhoofd der strijdbre Kaïnieten, Zijn legermacht vergaârd, gewapend met de knots En peesboog: 't lichaam met gevlekten tijgerdosch Omhangen, en gegord met tijgren ingewanden, Tot taai en stevig koord gewrongen met de handen.

Die leeuwen temmen kan en tijgers sluit in band, Is vrijheer van zijn arm, en duldt geen Dwingeland." Hy sprak, en wierp zijn' staf verachtlijk in den hoogen. Gaat, staat uw afkomst by; Argostan vreest u niet." Nu zweeg hy. 't Voorhoofd rookte, en 't schuim der breede lippen Stoof ziedende om den mond! Men hoort geen' adem glippen: 't Stond alles, als ontzet.

Hun nood drong tot my door in de onverstoorbre nacht. Argostan viel en gy, gy zult zijn plaats vervullen! Maar 's Warelds diadeem moet haast uw kruin omhullen. Rijs! roep het Leger saam het noodlot legt ze u toe! Vaarwel en vrees geen dood, daar ik u 't lijf behoê." De ontroerde Segol rijst. Het schijnsel is vervlogen.

Zie den Ien Zang, vs 394, volgg. IIe Zang, vs 480, bl. 28 rl 16 v. o. Elpine voerde in 't hart haar nimmer heelbren grief Door 't bloeiend palmwoud rond. Na hem voor eeuwig te hebben afgewezen, schijnt zij weder noordwaarts teruggekeerd en zoo gekomen te zijn in dezelfde streek waar het leger der Kaïnieten onder Argostan zich had neêrgeslagen.

Zoo is de variante op vs. 454 van dit boek merkwaardig; waar B. eerst Segol had doen zeggen, sprekende, ten aanhoore van het leger, tot de strijdakst van Hanoch door Argostan gevoerd: "'t Geen thands een mindre vuist, maar u het naast omsluit" waarvoor hij in de plaats stelde: "maar Hanoch waard." IIIe Zang, vs. 447, bl. 47, rl. 16 v. b. En strikt een heilig snoer, ontvlochten van de altaren.

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek