Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juni 2025
Ik, neêrgebukt van rouw, Blijf aan mijn broeder, aan mijn broederplicht, getrouw. 'k Verwijt u niets, ô neen: gy hebt zijn dood gewroken: Ik zie geen handen hier van 't bloed diens broeders rooken. Waar zijn die benden thands, van 's warelds versten boord Verzameld door zijn zorg? waar zijn die Reusbekrijgers, Die op 't vijandlijk bloed uit wraak verhitte tijgers?
't Rukt eik en ceder om, en lescht met tijgrenbloed De dorst van 't brandend hart; en, van één drift aan 't zieden, Wil heerschen over de aard, wil al wat is, gebieden, Verdelgen naar zijn lust, vertrapplen, nederslaan: En wee, die voor hun bukt, maar meer, die durft weêrstaan! Dit schrikbaar Reuzenvolk, uit Kaïns zaad gesproten, Was over 's warelds vlak als veldkruid opgeschoten.
Zy, tot verdelging, tot verwoesting toegerust, Had Kaïn in den stroom van Godvergeten lust, Van gruwlen, broederslacht, en afgodsdienst gedompeld; Zij, Kaïn door den arm der Reuzen overrompeld, En dreef nu d' Arbaliet naar 's warelds rijk te staan, Maar, om hem op zijn beurt in 't bloed te doen vergaan.
Hangt 's warelds noodlot niet geschakeld aan één keten, Die de Almacht in heur hand, en elk omneveld, houdt? Wie 't heerschen werd ontzegd, is vruchtloos sterk en stout. My bloedt het hart als u: wy voelen vaderzorgen Maar ... God-alleen regeert Zijn wil is ons verborgen! En wat Hy ooit bestemm', die ons door 't harte ziet, Na de eens begane schuld, verlokt me een tweede niet."
Wy mogen, met een lijf, uit fijner stof geweven, Op d' adem onzer borst door lucht en ruimte zweven, En zwieren naar 't ons lust, verheven op den stroom Des Ethers, heemlen door, tot 's warelds buitenzoom En waar 't oneindig Niet de nooit beklimbre bogen Van 't levenvol Heelal met nevels houdt omtogen.
Hun nood drong tot my door in de onverstoorbre nacht. Argostan viel en gy, gy zult zijn plaats vervullen! Maar 's Warelds diadeem moet haast uw kruin omhullen. Rijs! roep het Leger saam het noodlot legt ze u toe! Vaarwel en vrees geen dood, daar ik u 't lijf behoê." De ontroerde Segol rijst. Het schijnsel is vervlogen.
By u, en by die zon, die meineed weet te straffen, Zweere ik mijn' broeder wraak, en 't aardrijk rust te schaffen. Het bloed des Arbaliets zal boeten voor ons bloed; De wareld, veilig zijn van Reuzenovermoed. Ik zal des warelds juk op hun gebeent' verbreken; Of faal ik in 't bestaan, haar op my-zelven wreken! Maar gy, mijn broeders! thands mijn kinders, mijn gezin!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek